NV UCO

De Union Cotonnière (UCO) (ook: N.V. Filatures et Tissages Union Cotonnière) was een textielbedrijf dat in 1919 is ontstaan door de fusie van een zestal onafhankelijke spinnerijen. Het bedrijf was gevestigd te Gent. Grootaandeelhouders waren de Société Générale en Établissement Textiles Fernand Hanus.
De gefuseerde bedrijven waren:
                N.V. Filature de Rooigem,
                N.V. Filature Suppès,
                N.V. Filature Desmet-Guéquier,
                N.V. Cotonnière de Gand,
                N.V. Cotonnière Galveston,
                Cotonnière Renaisienne te Ronse

Reden tot de fusie was de ontmanteling van een groot aantal Gentse (katoen-)spinnerijen door de bezetter gedurende de Eerste Wereldoorlog. Leiding van het nieuwe bedrijf was in handen van Paul Hebbelynck en Emile Braun. Tot de oprichters behoorden voorts: Jules de Hemptinne, Willy Friling, Gaston Hebbelynck en Paul Nagelmackers.

Op het moment van de fusie telde het bedrijf 1.364 werknemers en waren er 265.000 spindels aanwezig. Later sloten zich hierbij ook twijnderijen, ververijen en weverijen aan, zodat men een belangrijk deel van de productieketen vertegenwoordigde.

In 1920 sloten de volgende bedrijven zich bij de Union Cotonnière aan:
                Filature Jules de Hemptinne,
                Filature Hanus.

In 1935 werden, naast spinnerijen, ook weverijen aangekocht, teneinde de afzet van de spinnerijen te garanderen. Dit waren:
                N.V. Cruyplants,
                N.V. Uytendaele.

Einde 1946 begon men met de bouw van een nieuwe fabriek, de Cotonnière E.J. Braun, gelegen aan de Maisstraat te Gent. Deze werd in 1949 in gebruik genomen.

In 1957 werd de N.V. Filatures et Tissages Vincent & Auger Vincent in Union Cotonnière opgenomen.

In 1958 werd een reusachtig hoofdkantoor gebouwd, het zogeheten Bellevuecomplex, in de volksmond UCO-toren genoemd, van 14 verdiepingen hoog. De kantoor oppervlakte bedroeg 20.000 m2. Omstreeks deze tijd begon de katoenindustrie last te krijgen van het openstellen van het openstellen der binnengrenzen van de EEG, terwijl ook de concurrentie van kunstvezels toenam.

In 1964 werd de naam van het bedrijf gewijzigd in NV UCO.

In 1967 fuseerde de UCO met de NV Louisiane-Texas (NV Loutex) en met Ancien Établissements Textiles Fernand Hanus te Laarne. In 1972 werd Filature Nouvelle Orléans (FNO) en in 1974 Weverijen Léon Declercq opgekocht. Na deze fusie was vrijwel de gehele Gentse katoenindustrie in handen van één bedrijf.

Men ging zich vanaf 1974 specialiseren in de fabricage van denim, de stof voor spijkerbroeken., waartoe, samen met het Amerikaanse West Point Foundry, een nieuw verfproces werd ingevoerd.

Crisis in de textielindustrie leidde tot sluiting van Filature Desmet-Guéquier in 1976 en van Louisiane in 1977. In 1978 volgde La Louisiana, en daarin werd de Katholieke Industriële Hogeschool voor Oost-Vlaanderen gehuisvest. In 1983 sloot de fabriek van Jules de Hemptinne. In 1988 volgden Texas en Filature Nouvelle Orléans. De overtollige fabrieksgebouwen werden met winst verkocht.

In 1989 werd UCO opgesplitst in een aantal min of meer zelfstandig opererende divisies. In hetzelfde jaar werden tal van afdelingen, voor onderzoek, opleiding, ontwikkeling en hoogtechnologisch textiel gesloten. Galveston sloot in 1999.

In 2006 vond een fusie plaats tussen UCO en het Indiase bedrijf Raymond Ltd., waaruit UCO Raymond Denim Holding voortkwam. In 2008 sloot de denimfabricage te Gent. Daardoor verloren 393 mensen hun werk. De globalisering werd opgegeven als reden tot sluiting. De denimfabricage zou voortaan in Roemenië plaatsvinden, maar ook deze fabriek voldeed niet aan de verwachtingen.

In 2009 sloot Cotonnière E.J. Braun, de modernste fabriek. Aldus verdween UCO, en daarmee vrijwel de gehele katoenindustrie, uit Gent.

 

20150528 PU HGT Verhalenboekje UCO Volledig Klein
PDF – 14,1 MB 255 downloads

Prachtige getuigenis van ex medewerkers van de UCO fabriek aan de Maisstraat

 

Bellevuetoren

In 1917 namen enkele textielondernemers het besluit dadelijk na de bevrijding het vennootschap Union Cotonnière (UCO) op te richten. Kapitaal: 16 miljoen, vertegenwoordigd door 32.000 aandelen. In 1949 werd Cotonnière E.J. Braun opgenomen als 16de fabriek van het textielconglomeraat. Bedrijven van Union Cotonnière waren toen: Tissage Cruyplants, Stalhof 57; Tissage de Hemptinne, Opgeëistenlaan 4; Tissage Uyttendaele, Stropkaai 32; Cotonnière Braun, Maïsstraat 146; Cotonnière Galveston, Wiedauwkaai 52; Filature Rooigem, Drongensteenweg 159; Cotonnière de Gand, Kantienberg 42; Filature DesmetGuequier, Oude Vest 80, allen in Gent. Cotonnière Renaisienne, Ninovestraat 90, Ronse; Tissage Dupont, Gefusilleerdenlaan 8, Ronse; Cotonnière d'Assebrouck, Nijverheidsstraat 7, Assebroek; Cotonnière de Mouscron, rue de la Filature, 17, Moeskroen.

Kort na haar stichting in 1919 liet de Union Cotonnière haar kantoren overbrengen van de Voldersstraat naar de Savaanstraat. Daar zouden ze ongeveer dertig jaar blijven. Toen ruimere lokalen noodzakelijk bleken, werd de zetel overgebracht naar de voormalige katoenspinnerij Schaetsaert en Zonen in de Sint-Pietersnieuwtraat 29, naast het feestlokaal Vooruit. De fabriek werd omgebouwd, deels tot appartementen, deels tot de maatschappelijke zetel van UCO. Dit gebouw doet thans dienst als rectoraat van de universiteit.

Nog eens tien jaar later werd uitgekeken naar een nieuw administratief en com mercieel centrum. De plaatskeuze, aan de Schelde, net over de Sint-Lie vensbrug, mag als zeer bedacht en geslaagd worden genoemd. Baron Braun wist in 1957 reeds dat hier binnen enkele jaren de op- en afritten van de autostrade zouden komen en hij kwam te weet dat er uitgebreide urbanisatieplannen bestonden voor die zone. Bovendien lag de bedrijfsbelasting in Ledeberg lager dan in Gent... Braun had in Karlsruhe het hoofdkantoor van een Ver ze ke ringsmaatschappij gezien, ontworpen door architect Theodor Kelter (19071982). Het eerste torengebouw van een bedrijf in Gent, dat zag hij wel zitten.

In 1958 werd architect Kelter de opdracht gegeven een studieontwerp te maken. Op de terreinen stond een oud fabrieksgebouw. Er werd gekozen voor een grondvesting op veertien betonnen pijlers, die zeven meter boven de grond uitsteken. Er zijn veertien niveaus en de totale hoogte bedraagt 50 meter. Het gebouw, naar het Oosten gericht, is rechthoekig en heeft een lengte van twintig modules van 1,80 m, 100 meter lang, uitsluitend vervaardigd in aluminium en glas. De zijkanten bestaan uit blinde muren, zeventien meter breed. Er zijn elf verdiepingen. Het gebouw bestaat eigenlijk uit twee symmetrische delen. Vandaar ook twee liften. Als de Union Cotonnière ooit failliet zou gaan, kon het gemakkelijk tot een wooncomplex worden omgevormd. Achteraan een centraal magazijn met een oppervlakte van 8.000 vierkante meter. Een deel van de gemeentegrond werd ingepalmd om er een parking van te maken. Op het gelijkvloers de liften, een grote hal en een conferentiezaal. De eerste tot en met de zesde verdieping zijn verkoopdiensten. De centrale boekhouding bevindt zich op de zevende en achtste verdieping. Op de negende verdieping de burelen van de beheerders en het secretariaat. Op de tiende verdieping de raadzaal, van waaruit men, veertig meter boven de stad, kan genieten van een heerlijk panorama: de Schelde, het Zuidpark, de drukke verkeerslanen, de torens van Gent. De volautomatische centrale verwarming en centrales voor luchtconditionering lossen alle klimaatregelingsproblemen op. Het gebouw is een schoolvoorbeeld van de moderne architectuur van de jaren vijftig. Op 14september 1959 waren alle diensten van de Sint Pietersnieuwstraat reeds overgebracht naar het nieuwe gebouw. De elfde verdieping was de privéwoning van baron Braun. Maar... hij had eerder reeds in een Frans kasteel de houten wandbekleding voor de muren gekocht en die was te hoog voor een normale bouwlaag. Dus werd de hoogste verdieping iets ho ger gebouwd. Daar ontving hij zijn hoge gasten en beroemdheden uit de filmwereld. Baron Emiel Jean Braun (Gent 1879 - Heusden 1968) was ook kunstschilder. Hij schilderde landschappen en jachttaferelen met een helder palet, verwant aan het impressionisme en noemde zichzelf een ‘zondagschilder’. Emile Braun nam deel aan de driejaarlijkse Gentse kunstsalons. Hij was ook provincieraadslid en volksvertegenwoordiger. UCO kon uiteindelijk niet meer concurreren tegen de lage kosten productie in Oost-Europa. Nadat het textielconglomeraat de kantoren verliet, werd het gebouw geruime tijd ingenomen door de Vlerickschool. Vanaf 2006 is de hele Bellevue toren verhuurd aan verschillende bedrijven. Achter de toren is inmiddels een nog net iets hoger en omvangrijker, maar helaas inspiratieloos torencomplex gebouwd, de Zuiderpoort, door de architecten Verbaenen en Donck, waarvan een deel wordt ingenomen door diensten van het Ministerie van Financiën. Tussen de Bellevue toren en de Schelde werd een lager gebouw met een rondboogdak neergezet, een bekroond ontwerp van architect Jo Crepain, dat wordt betrokken door de bank KBC.