In het Citadelpark zijn een reeks prachtige beelhouwwerken opgenomen in het natuurlijke landschap.

               De Geketende slaven                                     Jules Lagae

               De man die de wolken meet                          Jan Fabre

               Olam                                                                Danny Matthijs

               Wielrenners                                                     Kuipke

                Emile Claus                                                    Yvonne Seruys

                Prometheus                                                     Lodewijk van Biesbroeck

                Moorken

                Kotojilantaarn                                                Geschenk Kanazawa

                Tijgers betwisten een prooi                            Jacques de Lalaing

                 Vlaggeplanters                                                Julius Pierre van Biesbroeck       

                 Gouden leeuw en verdwenen vaas                 Pakhuis

                 Koning Boudewijn                                           Hugo Van der Vekens    

                 Edmond van Beveren                                      Julius van Biesbroeck

                 Hazewind                                                          Domien Ingels

De Geketende slaven

Het is een beeldhouwwerk gemaakt door Jules Lagae in 1892 te Firenze. Deze beeldengroep staat sinds 1956 op deze plaats, opzij van het SMAK

Er staat een prachtig stukje over dit beeld op de website van Catherine Boone.     https://catherineboone.blogspot.be

 

De man die de wolken meet 

Is een werk van  Jan Fabre gemaakt in 1998 in Siliconbrons 386x80x45cm.

De man die de wolken meet, is bijna vier meter hoog, weegt 450 kilo en glanst als een spiegel. Het werk stelt Jan Fabre zelf voor, die met een meetlat op een laddertje staat, druk doende de wolken te meten.

Het werk is geïnspireerd op de film 'Birdman of Alcatraz' (1962) met Burt Lancaster in de hoofdrol. Lancaster speelt Robert Stroud, een gevangene in de zwaarbewaakte gevangenis op het eiland Alcatraz. Zijn enige contact met de buitenwereld is de dagelijkse wandeling op het pleintje tussen de hoge gevangenismuren. Dan kijkt hij omhoog en ziet hoe de meeuwen genieten van hun vrijheid. De 'birdman' schrijft zijn observaties neer en ontpopt zich over de jaren heen tot gerespecteerd ornitholoog. De film eindigt met zijn vrijlating. Dan wordt hem gevraagd wat zijn plannen voor de toekomst zijn. Hij antwoordt: 'Ik ga de wolken meten'. 

OLAM aan linkermuur SMAK

"Olam "betekent letterlijk "het overschrijden van grenzen" en is de naam van het kunstwerk. 

Van Danny Matthys (Zottegem, 23 juni 1947, een Vlaams-Belgisch beeldend kunstenaar, die oorspronkelijk bekend was als conceptueel kunstenaar. Hij was in het begin van zijn loopbaan, in de zestiger jaren van de 20ste eeuw, een pionier in foto- en videokunst. Hij werd daarin gesteund door Karel Geirlandt.
Zijn oeuvre maakt deel uit van verschillende museumcollecties, zoals die van het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen en het Kunstmuseum aan Zee, en ook van privécollecties in binnen- en buitenland. Hij was mede-oprichter en hoofddocent van de afdeling Mixed media binnen de School of Arts, algemeen bekend als KASK of de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Gent, toen nog binnen de Hogeschool Gent. Op de linkervoorgevel van het SMAK in Gent hangt een reusachtig werk van hem, opgebouwd uit tientallen levensgrote bustes in gepigmenteerd beton die vastgeankerd zijn in de voorgevel van het bekende museum. Het werk was als liggende opstelling geconcipieerd. Jan Hoet wilde het uiteindelijk graag hangend aan de gevel.

 

Renners bij ingang Kuipke

 

Emile Claus

Dit beeld stelt de schilder Emile Claus (1849-1924) voor, met een schilderspalet in zijn hand. Het is gemaakt door Yvonne Serruys. Aan beide kanten van de kunstenaar wordt een kunstwerk van hem afgebeeld: 'De Boomgaard' en 'De Vlasgaard'. In het begin van zijn carrière is hij beïnvloed door Renoir en Monet. Later werd hij kopman van het impressionisme in België. Het beeld staat tegenover de plantentuin.

 

Prometheus. 

Op het 31ste Gentse Salon, 15 augustus tot 2 november 1880 in het Casino, stelde Lodewijk Van Biesbroeck, naast een marmeren buste van de directeur van de Nijverheidsschool Th. Bureau, een plaasteren monument tentoon. Het beeld was ongeveer 2,60m breed, 1 ,65m hoog en 0,65m diep. Hij noemde het beeld "Geboeide Prometheus " of "Prométhée Enchainé" .

"De geboeide Prometheus is een reusachtig beeld," schreef P.G. in de "Gazette van Gent", "dat indruk maakt door houding en uitdrukking. Hoe kloek gespierd is die reus, welke daar aan banden ligt, en te vergeefs zijne krachten aanwendt, om zich los te wringen. Hoe spreekt de smart uit zijne trekken!" Met deze inzending was Van Biesbroek onder 980 exposanten één van de zestien, die een gouden medaille behaalden. De jury erkende in zijn sculptuur kwaliteiten van inspiratie en vakmanschap, die dienden aangemoedigd te worden.

Op advies van de Gentse "Commission des récompenses de l'Exposition des Beaux-Arts" stelde het Departement van Binnenlandse Zaken op 31 januari 1881 aan schepen Heremans van Openbaar Onderwijs voor het beeld in brons te gieten en de helft van de kosten, die op 14.000 Fr. werden geraamd, te dragen. De stad ging hier niet op in, wegens haar slechte economische toestand.

Bij Van Biesbroek groeide echter langzamerhand de idee het beeld in steen te laten kappen, om meer contrast te krijgen met het groen van het park. Gewone witte Tercetsteen, zoals door De Kesel voor de Vismarkt gebruikt.

Uit esthetische overwegingen werd uiteindelijk toch steen verkozen, wit zou zich scherper aftekenen tegen de groene achtergrond. De minister was akkoord voor een realisatie in Echaillon, op uitdrukkelijke voorwaarde dat het beeld uit één blok zou gekapt worden.

Voor 3.000 Fr. werd het blok aangekocht. Het kwam op 15 mei 1887 in het Rabotstation aan en werd twee dagen later naar het atelier van De Maere in de Van Akenstraat 2, naast de Begijnhofkerk vertransporteerd. De Maere verbond er zich toe als ''praticien" het werk uit te voeren voor 5.000 Fr. tegen ten laatste april1889.

Bleef nog de rots waarop Prometheus lag en het voetstuk om het geheel te dragen. Voor dit laatste dacht men aan een metselconstructie bekleed met hardsteen

De plaatsing van het beeld, eerst voorzien tussen 15 mei en 1 juni 1889, gebeurde uiteindelijk op 13 juni. Het voetstuk was al maanden voordien gemetseld. Na de plaatsing bracht de tuinarchitekt L. Ingelrelst uit de Guinardstraat 10 de omgeving in orde.

Op dinsdagnamiddag 16 juli, de laatste van de drie kermisdagen, had om halfvijf de onthulling plaats. In de loop der jaren werd het beeld vereeuwigd, in close-up of van verre, op talrijke zichtkaarten. De uitgeverij Heintz-Jadoul uit Jupille gaf aan een van deze afbeeldingen het bedenkelijke onderschrift "Ulysse dévoré par un aigle" ... In de volksmond kreeg het de bijnaam "Pietje Bluut". De mondelinge overlevering vertelt dat de ouders uit fatsoenlijkheidsoverwegingen de jongeren streng verboden in de duistere diepte van "Petite Suisse" af te dalen tot bij deze naakte Titan; maar dat ook jonge juffers het voetstuk dierven te beklimmen om Prometheus dààr te strelen, waar het minder welvoeglijk was. Na twintigjaar, kort voor het dispuut over het al dan niet opofferen van de citadel, werd Prometheus een vijgeblad aangemeten! Het onderzoek door het College, wees uit dat Van Biesbroeck zelf gebruik had gemaakt van een noodzakelijke kuisbeurt, om Prometheus dit preutse kleinood te geven, waarmee een einde zou gesteld worden aan praatjes van het publiek

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het beeld beschadigd en verdween.

Thans staat in het verlaten en bemoste openluchttheater tegen de helling achter de scène alleen het stomme, stilaan afbladderende cementbezette voetstuk

 

Het Moorken of Sakala

Kotojilantaarn.

 7 augustus 2007 startte de Stad Gent met de plaatsing van een originele tweebenige Kotojilantaarn in het Citadelpark.
Gent kreeg deze lantaarn vorig jaar van haar Japanse zusterstad Kanazawa, naar aanleiding van de 35 jaar jumelage.
In 2006 vierden Gent en Kanazawa (Japan) het 35-jarig jubileum van hun jumelageakkoord (een verband tussen partnersteden).
In die 35 jaar is de relatie tussen de twee steden intenser geworden en vandaag is er sprake van een hartelijke band.
Naar aanleiding van het jubileum overhandigde Gent een bas-reliëf van de Maagd Van Gent aan Kanazawa.
Kanazawa beantwoordde dat gebaar met de schenking van een originele tweebenige Kotojilantaarn.
Deze ceremoniële lantaarnpaal werd geplaatst in het Citadelpark, aan ‘Het Moorken’, tussen de Scribedreef en de Charles de Kerchovelaan. Gespecialiseerde technici uit Kanazawa reisden daarvoor speciaal naar Gent.
Ze werden bijgestaan door hun collega’s van de Gentse Groendienst.
Op vrijdag 10 augustus 2007 om 17.30 uur werd de lantaarnpaal ingehuldigd door Rita Uyttendaele, schepen van Bevolking en Protocol

 

 Tijgers betwisten een prooi

“Tijgers betwisten een prooi” van kunstenaar graaf Jacques de Lalaing

Dit beeld wordt beschouwd als een van de hoogtepunten van de Belgische animalier-beeldhouwkunst. Jacques de Lalaings studie voor de beeldengroep gaat terug naar het midden van de jaren 1880 toen hij werkte aan een project voor een verlichtingsmast, tentoongesteld op het Brusselse Salon van 1887. Aan de voet van de mast positioneerde hij toen vechtende tijgers. In tegenstelling tot de meeste animalier-sculpteurs van het fin de siècle bestudeerde hij de dieren niet in de Antwerpse Zoo. Om de natuur zo dicht mogelijk te benaderen kocht hij zelf een tijger. Zijn hang naar het exotische had De Lalaing gemeen met zijn vriend Fernand Scribe. Door zijn toedoen werden in opdracht van de stad Gent twee beeldengroepen van De Lalaing gegoten, die beide in het Citadelpark werden opgesteld: De Leie en de Schelde en Tijgers betwisten een prooi.

Het beeld werd door de Brusselse bronsgieterij Fonderie Nationale des Bronzes in brons gegoten.

In 1910 kocht de stad Gent deze bronzen groep voor het Museum voor Schone Kunsten. Vier jaar later werd dit kunstwerk te Edinburgh tentoongesteld en het was slechts op 13 augustus 1919 dat het te Gent in het al genoemde museum terugkwam. 

Op 11 april 1950 keurde het College van Burgemeester en Wethouders van de stad Gent de plaatsing goed in het Citadelpark. Het beeld staat op een witte steenachtige ondergrond. 

 

De Vlaggeplanters

Het bronzen beeldhouwwerk de” Vlaggeplanters” van schilder-beeldhouwer Julius-Pierre Van Biesbroeck jr. (1873-1965), een kunstenaar die in Gent heel wat beelden maakte voor de socialistische beweging (bv. het Van Beverenmonument) doch ook voor de gegoede burgerij (vb François Laurent monument). In 1900 besliste de gemeenteraad dit beeldhouwwerk aan te kopen om het als elektrische verlichtingspaal aan het “Rond Punt” (het huidige Lippensplein) te monteren. Soms wordt dit beeld ook de Mastplanters geheten omdat de oorspronkelijke Franse titel luidt ”Les Planteurs de Mât”.

Bij de eerste versie ontbrak de hoge mast met lauwerkrans in de top. Deze werd er pas iets later aan toegevoegd.
Teneinde te kunnen genieten van staatssubsidies werd het beeldhouwwerk op 3 maart 1902 echter niet als lantaarnpaal gebruikt doch rechtover het nieuwe “Museum voor Schone Kunsten” geplaatst in het Citadelpark. Daar dit niet volgens de afspraak was met de kunstenaar en rekening houdend met zijn protest werd het beeld op 2 mei 1902 één meter hoger geplaatst dan oorspronkelijk, met een tuintje er om heen.
Het beeld stelt het begrip “kracht” voor, uitgebeeld door 2 forse kerels die een stok in de grond duwen. Het heeft dus niet de betekenis van het planten van de Belgische vlag in de Kongolese bodem zoals sommigen na de eerste wereldoorlog bedachten.

Bewerkt naar tekst van Arthur de Decker in Gentblogt

 

Gouden leeuw en verdwenen vaas van voormalig Pakhuis

Koning Boudewijn 1930 – 1993


Hugo Van der Vekens

Dit beeld werd gegoten bij bronsgieterij Schellynck-Ferbuyt.
Deze gieterij is gespecialiseerd in bronzen beelden,ze noemt nu Kunstgieterij De Clercq-Ginsberg.

 

Edmond Van Beveren


Hij was de vader der werkersbeweging in Vlaanderen
Het werk is van de hand van Julius Van Biesbroeck

De Belgische Werkliedenpartij (BWP), opgericht in 1885, was de eerste socialistische partij van België. De partij ontstond in 1884 als eerste socialistische partij in Vlaanderen met de naam 'Vlaamsche Socialistische Arbeidspartij' (VSP). De Gentse voorman Edmond Van Beveren maakte het programma van de partij. Op het stichtingscongres in Mechelen hadden zestien Vlaamse afdelingen afgevaardigden gestuurd. In 1880 fuseerde de partij met Brusselse socialistische groepen en nam een nieuwe naam aan: Belgische Socialistische Partij (BSP). In 1885 verbond men zich met de Waalse socialistische partij onder de naam Belgische Werkliedenpartij. Het voornaamste strijdpunt van de BWP was het algemeen stemrecht voor mannen. Door de grote aanhang voor dat punt kon er een socialistische zuil ontstaan. Al in1893 was het algemeen meervoudig stemrecht voor mannen een feit.

 

 De hazewind door Domien Ingels.

Domien Ingels volgde een opleiding in het atelier van Domien Van den Bossche en Hippolyte Le Roy. Hij volgde ook les aan de Academie voor Schone Kunsten van Gent. In 1900 werd hij er plaatsvervangend leraar, waarna hij ook teken- en beeldhouwkunst doceerde, tot 1941. Hij deelde een atelier in het Begijnhof van Gent met zijn vriend C. Permeke (1886-1952). Als zoon van een slager werd Ingels vooral bekend omwille van zijn dierenfiguren. In de openbare ruimte in Gent vindt men van zijn hand onder meer het paard van het 'Ros Beiaard' (in het Paul de Smet de Naeyerpark) en het Koning Albertmonument (in het Koning Albertpark). In het Citadelpark bevindt zich een hazewind, een populair ontwerp van Ingels, dat onder meer ook terugkomt op het graf van de familie Beernaerts  op de Westerbegraafplaats. In Gentbrugge en zijn thuisdorp Drongen bevinden zich ook oorlogsmonumenten van zijn hand.

Het schilderij in acryl op canvas, is van Werner Aerssens

 

"De stervende gladiator"

Beeld is vervaardigd door Louis Mast (°Gent 1860 - +1921)

Heeft in Citadelpark gestan. Nu In Koning Albrtpark aan de Zuid.
Op de sokkel staat het opschrift: "Ave Caesar, morituri te salutant", "Gegroet Caesar, zij die gaan sterven groeten u"
Het beeld is  vaak op verplaatst geweest. Koninklijk Atheneum, Zuidpark ter hoogte van Twee Bruggenstraat, Citadelpark, Zuidpark Huidige plaats.Het beeld is ettelijke malen vernield en vooral het zwaard werd verschillende keren gestolen of afgebroken. Walter de Buck heeft het meerdere keren hersteld

 

Standbeeld vd Kerckhove

Gustaaf Van den Meersche

In 1923 plaatste men, bovenop de oude sokkel aan het Zuidstation een beeld van de godin Flora die, hoewel even schaars gekleed als in 1908, dit keer geen controverse uitlokte. Samen met vier kinderen bracht ze hulde aan graaf vd Kerckhove , wiens portretmedaillon centraal op de sokkel geplaatst werd. De inhuldiging op 14 april 1923 viel opnieuw samen met de vijfjaarlijkse Floraliën. Voor de toespraken zorgden onder meer burgemeester Alfred Vander Stegen en de Oost-Vlaamse gouverneur André de Kerchove de Denterghem, een zoon van de gehuldigde. Na de bouw van het Sint-Pietersstation verloor het Zuidstation zijn rol als spoorwegknooppunt en in 1929 werd het afgebroken. Voortaan stond het monument in het Zuid- of Albertpark. Nog eens veertig jaar later besloot de overheid een deel van het park op te offeren voor de aanleg van een op- en afrit van de autosnelweg. Oswald stond in de weg en moest verhuizen. Het beeld bleef drie jaar in een depot opgeborgen en kreeg in 1974 een nieuwe, schitterende locatie toegewezen. De stad koos voor het Citadelpark, waar toen nog de Floraliën doorgingen.

 

Museakerkhof     Leo Copers

“Irom etra orp tse muroced te eclud”. Met een ‘spiegelvrije’ interpretatie van een vers van Horatius legt de Gentse kunstenaar Leo Copers tijdens TRACK beslag op een deel van het Citadelpark. In de schaduw van het S.M.A.K. plantte hij 111 granieten grafstenen neer, stuk voor stuk voorzien van de naam van een museum ergens ter wereld. Eén van de granieten blokken bleef echter blanco.

Copers’ stenenconstellatie stelt een kerkhof voor waar een indrukwekkende reeks internationale musea ter aarde werden besteld. Zo vindt u er naast een monument voor het S.M.A.K. ondermeer herdenkingstekens voor het Getty, het Louvre, het MoMA, de Tate en het Moderna Museet. Dat Copers met zijn kerkhof de nodige humor aan de dag legt, bewijzen twee grafstenen met de inscripties ‘PMMK’ en ‘Marta’. Zowel het werkelijk ter ziele gegane Oostendse museum voor moderne kunst, als het tweede geesteskind van S.M.A.K.’s bezieler Jan Hoet liggen zo in het Citadelpark opgebaard.

Copers’ kerkhof leest als een dubbele kritiek. Enerzijds is er de verwijzing naar de “musealisering van beroemde kerkhoven”, een fenomeen waarvoor Père Lachaise in Parijs als illustratief geldt. Daarnaast levert Copers, die meent dat het museum “in de afgelopen decennia geëvolueerd (is) van een stil mausoleum naar een pretpark voor massaparticipatie en kunsttoerisme”, ook een kritiek op het museum zelf. Een kritiek die hem in zekere mate aansluiting doet vinden bij Marcel Broodthaers, en waarmee hij als generatiegenoot van de kunstenaars die in 1968 de Salle de Marbre van het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten bezetten, lijkt aan te geven dat het schijnbaar op verandering gerichte protest van toen op een mislukking is uitgedraaid. In die zin is het tekenend dat Copers’ kerkhof ook plaats biedt aan een grafsteen voor het Amsterdamse Stedelijk Museum, dat omwille van het beleid dat Willem Sandberg er in de vroege jaren 1960 voerde, als streefdoel gold voor de actievoerders van 1968. Dat Mirjam Varadinis, co-curator van TRACK, met de stelling te willen “experimenteren met kunst die losbarst uit de muren van het museum”, haast letterlijk refereert aan Sandbergs ideeën rond het levende museum, maakt Copers’ ingreep des te interessant. Geen doeltreffender wapen immers, dan de kritiek die het systeem van binnenuit onder vuur neemt.

Met Copers’ 111 grafstenen brengt TRACK de toeschouwer een werk dat reflecteert over heden en verleden. De actualiteit van de aangeboorde problematiek kan geïllustreerd worden aan de hand van het Brusselse museumdebat dat nu ruim een jaar geleden losbarstte na de sluiting van het departement moderne kunst van de KMSKB, en dat de oprichting van een museum voor moderne kunst in de hoofdstad opnieuw hoog op de politieke wenslijst heeft geplaatst. Een van de opties die op de onderhandelingstafel ligt, is de inrichting van een nieuw filiaal van het Guggenheim-consortium. Copers wist verdomd goed waarom hij een van de grafstenen in zijn kerkhof maagdelijk onbebeiteld liet. 

De grafstenen met de namen van musea, die kunstenaar Leo Copers in het Citadelpark zette voor de stadstentoonstelling Track, moeten weg uit het park. Stad Gent zoekt naar een nieuwe locatie. 'Anders zit er niets anders op dan het werk uit het park te halen.'