Famine  door Jules van Biesbroeck

In 1982 besloot het stadsbestuur het vroegere schoolmuseum in het Berouw in eer te herstellen en opnieuw voor het publiek open te stellen. De didactische tuin en serre, na de tweede wereldoorlog, maar vooral sedert het begin van de zestiger jaren in verval, werden met zorg heraangelegd. (1) Wandelaars in deze oase van rust in de Tolhuisbuurt ontmoeten er een drietal beelden. Bij de serre, rechts van de moestuin, staat op een sokkel vol klimop en hagewinde de ongesigneerde buste van de Zweedse natuurvorser Carolus Linnaeus. In een boompartij links van het museum, midden 'n perk acanthus, een meer dan levensgroot, halfnaakt vrouwenfiguur in verwerend cement en ongesigneerd. En achter de vijver, rechts van de hoofdingang en het heidebiotoop : La Famine. Dit gruwelijk brons toont een groep uitgemergelde hongerlijders : vier levende skeletten. De moeder, in lompen, rechtop gezeten, drukt haar kind tegen zich aan. Ze huilt- vertwijfeld het hoofd ten hemel- van honger en angst. Twee uitgeteerde, haast naakte mannen leunen, stervend, weerszijden tegen haar aan.

Hoe ontstond dit penibele beeld ? Hoe belandde het in deze vredige tuin ? Jules Van Biesbroeck Jr., toen 28, vervaardigde het in 1901, het jaar na zijn geruchtmakende gouden medaille te Parijs, en het jaar van een nieuwe gouden medaille te München. In 1908 werd het in brons gegoten, zoals blijkt uit het monogram en de datering op de sokkellinks achter. Zou de inspiratie komen van beelden uit het toenmalige Indië, zeker is dat teringlijders uit de Bijloke model stonden. Van Biesbroecks dochter getuigt, dat haar vader vaak ontroerd de schrijnende anecdote vertelde, dat één van de TBC-lijders weigerde te poseren omdat hij nog niet van pas was.

Het beeld werd weinig geëxposeerd. Het kwam op geen triënnale. In 1904 stond het in het atelier van de Van Biesbroecks in de coöperatieve bakkerij van Vooruit aan de toenmalige Nijverheidslaan, de huidige Nieuwe Vaart. Dit atelier hadden vader en zoon Van Biesbroeck zeker al in 1901, maar de openstelling gebeurde pas in 1904 met een eerste individuele tentoonstelling van Jules Jr. Het was tevens een retrospectieve van zijn productie van de laatste tien jaar. Onder de vijftig nummers waren er tien beeldhouwwerken. Het beeld werd het geprezen als een grondige studie, die huiveren doet, omdat in een beschaafde tijd sommigen geen kruimel brood hebben, en als een plechtig protest tegen weelde en lafheid van een burgerij, onverzadigbaar in goud en grillen.  

In de twintigerjaren werd hier te lande een afbeelding van het plaaster op postkaartformaat verkocht tegen 25 ct. voor de bestrijding van de Russische hongersnood. In bood hij toen aan het Gentse Museum voor Schone Kunsten het beeld aan voor 25.000 Fr.De Hongersnood werd in apri11940 in depot gegeven aan Michel Thiery voor het Schoolmuseum. Medio 1945 bevond La Famine zich in een van de centrale zalen van het Schoolmuseum, dat in september 1944 te lijden had onder de bombardementen. LaFamine verhuisde op een gegeven ogenblik naar de tuin Zonder succes probeerde de familie Van Biesbroeck na de Tweede Wereldoorlog het beeld als een gedenkteken voor een gevangenschap te laten aanvaarden