Oproep Kluyskens om monumenten te respecteren. 1971
Op de laatste meidag van 1835 verscheen In de Gazette van Gend, in de zogeheten notariële aankondigingen het bericht dat notaris Van de Poele, op 27 juni in de afspanning de Posthoorn in de Kromsteeg openbaar zou verkopen: ‘Een groot en aanzienlijk huys, stede ende erve, van ouds genaemd den Grooten Arend, gestaen en gelegen te Gend, ten voorhoofde op de Hoogpoort, geteekend no. 32, hebbende menigvuldige Beneden- en Boven-Kamers van twee verdiepingen, met groote zolders daer boven, voorts Salons behangen met kostelijke tapijten, spiegels en marmeren schouwen, schoonen Trap, Keu ken met water- en regenpompen, Hoving en dry spacieuse Kelders... Teken en symbool des tijds: teken van de standing van deze straat, symbool van de welstand van de mensen die er toen woonden. Wat meer dan een eeuw later, in 1961, geplukt in een van de talrijke notariële aankondigingen: “Vrijwillige openbare verkoping van een belangrijk centraal gelegen ruim handelscomplex met inrijpoort, te Gent, Hoogpoort nr. 43, zijnde winkelhuis met toonzalen, magazijnen, kelders, 4 garages en koer. Enige zitdag: donderdag 18 mei 1961” Andermaal teken en symbool des tijds, maar het accent is verlegd geworden van weelde en schoonheid naar het commerciële en het functionele: de salons behangen met kostelijke tapijten en de marmeren schouwen zijn op de gele aanplakbrieven een winkelhuis met toonzalen geworden, De ‘hoving en dry spacieuse kelders’ zijn er prozaïsch 'vier garages met koer’ in vette druk geworden. Langzaam maar zeker hebben handel en nering er zich, zoals overal elders in de oude stadskuip, ingeplant met hun moderne uitstalramen, hun lichtreclames, neonbakken, met hun brede, banale inrijpoorten, die de koetspoorten van weleer hebben verdrongen.
Onverbiddelijke, onmeedogende wet die wil dat de handel het best bloeit in het stadsmidden, daar waar ook de mooiste getuigen van het verleden sedert eeuwen hun pracht tentoonspreiden, zodat onvermijdelijk op die plaatsen, in die straten waar elke vierkante meter goud waard is, een bestendig conflict ontstaat tussen het schone en het utilitaire. Conflict dat elders vaak in der minne, tot voldoening, én van de bewonderaars van het schone, én van de handelaars wordt geregeld, maar dat in onze stad veel te zelden zijn oplossing vindt in een gelukkig architecturaal en esthetisch compromis, Enkel de openbare gebouwen hebben het hun bestemming te danken dat zij, in dé meeste gevallen hun gevels ongeschonden hebben behouden of in hun oorspronkelijke pracht zagen herrijzen. Maar voor het overige, vooral dan ter hoogte van de begane grond, is oneindig veel verknoeid geworden. Wij zullen bij het einde van onze studie de lijst opmaken van de wijzigingen - enkele herstellingen en zeer veel verminkingen - die de laatste 75 jaar aan de gevels van deze straat werden gebracht en meer schade dan verfraaiing voor gevolg hadden.
De Hoogpoort is gedurende eeuwen, mede door haar uiterst gunstige en centrale ligging, in menig opzicht de voornaamste straat van Gent geweest, hetgeen bijna automatisch betekende dat de mensen die er woonden “pignon sur rue“ hadden, dit wil zeggen dat men er geen banale huizen, woningen of gevels aantrof. Moest men de bestaande gevels willen herstellen - en dat kan gemakkelijk, indien de stad bv. één ten honderd van haar uitgaven aan het in waarde stellen van haar architecturaal patrimonium wil besteden, zoals vele buitenlandse toeristische steden doen - dan zou Gent aan gevelschoonheid, aan diversiteit van stijlen, met één enkele straat, de Hoogpoort, rijker zijn dan de meeste Europese steden met heel hun patrimonium zijn. Ja, zo rijk zijn wij nu eenmaal te Gent, en het is geen bewering zo maar uit de lucht gegrepen. De Hoogpoort is een encyclopedie van al de stijlen, van de romaanse stijl tot de Empirestijl. Zo dicht bij het Stadhuis, zo dicht bij onze edielen en toch nog onbekend en onbemind van hen die de plicht hebben de roem en de faam van Gent als gewezen hoofdstad van het graafschap Vlaanderen en als een van de merkwaardigste toeristische centra in West-Europa, hoog te houden. Hetgeen men aan het in waarde stellen van het kunst- en cultuurpatrímonium besteedt, is op geestelijk vlak de beste belegging, en op toeristisch vlak de meest winstgevende zaak, Nieuwe wijken met torenhoge flatgebouwen zijn vaak, wanneer zij in een groen environment worden opgetrokken, prachtige sociale verwezenlijkingen, maar niemand die het in zijn kop zal krijgen er toeristische trekpleisters van te maken. Wie een weinig heeft gereisd, weet dat men tegenwoordig in de periferie van alle belangrijke steden dergelijke wijken met betonnen paddenstoelen aantreft. Gent moet zijn toeristische adelbrieven in de oude Kuip concentreren. Het heeft aldus het mooiste architecturale reservaat van het land en het laat het gaandeweg verknoeien, zoals mensen die alle troeven in handen hebben het met hun geluk doen. De Hoogpoort is in de oude stadskuip het toeristisch wandelpad bij uitstek. Van Gravensteen tot Reep is het een lint met weinig kronkelingen en in dat lint, dat de Leie met de helaas thans gedempte Schelde verbindt, is de Hoogpoort de hoofdbrok. Bezoek wat U wil te Gent, U moet vroeg of laat langs de Hoogpoort, zoals destijds de koningen, prinsen, graven en hoge gasten onvermijdelijk op een of ander ogenblik van hun staatsiebezoek door deze voorname straat moesten trekken, Waarom ze dan, jaar in jaar uit, laten kapotmaken? Overdreven? Wanneer wij de inventaris zullen opmaken van hetgeen men er, meestal tegen de wens of de wil in van hen die nog van stedenschoon houden, heeft verknoeid, zal men van geen overdrijving meer kunnen gewagen. Het is hoog tijd dat men te Gent niet meer, met de lidkaart van de een of andere partij op zak, ongestraft, een erfdeel dat tientallen generaties ons hebben vermaakt, kan en mag versjacheren. Het is tijd dat men eens aan cultuur begint te doen, anders dan met bombastwoorden in slogans, blokletters, program ma’s en redevoeringen, De overheden moeten niet over cultuur spreken of door gewillige vriendjes over cultuur laten schrijven, zij moeten aan cultuur doen. En de eerste manifestatie van een stad die zich eerbiedigt en die zich in haar verleden wil eerbiedigen, bestaat er in hetgeen ons, vaak op miraculeuze wijze is bewaard gebleven, te behouden, te redden en desnoods te herstellen.