BRABANT- OF BRAEMPOORT                                                   

De poorten van Gent hadden niet alleen de bedoeling bescherming te bieden aan de stad. Het waren ook de plaatsen waar tol betaald werd door de handelaren om hun koopwaren te kunnen invoeren in Gent. Door de uitbreidingen binnen Gent in de fiere Middeleeuwen was het mogelijk dat bestaande poorten hun functie verloren en verplaatst werden naar verder afgelegen en nieuw gebouwde prroten. Dit gebeurde ook bij de Braempoort. Bij de uitbreiding van Gent verplaatste het poortgebouw zich naar de Vijfwindgatenpoort (rond 1300) en later naar de Sint Lievenspoort (rond 1350).

De Braempoort  had naast zijn poortfunctie ook de functie van opvang van melaatsen. Dit gebeurde in één van zijn nevengebouwen. Men noemde dit het “Sieckhuuse voor ackersieke”.

Eind dertiende eeuw werd een stadwatermolen gebouwd om de waterstand  te regelen met een stuw. De stuw bevond zich ter hoogte van de brug, die met de Braempoort een geheel vormde. Ze bestond uit schotbalken en zorgde voor een kunstmatig hoogteverschil. Dat werd gebruikt om de in 1298 gebouwde houten watermolen aan te drijven. De kosten en onderhoud waren voor rekening van de stad Gent.

De Braempoort zelf werd afgebroken op bevel van Keizer Karel in 1540. De molen en brug bleven bestaan tot rond 1880.

 

De Braemgaten op de Brabantdam       

Door de aanwezigheid van enkele sluizen, de “spey ter Brabantbrugghe” of de Braemgaten of de Molengaten, werd al in 1297 door het stadsbestuur een watermolen gebouwd aan de Braemgaten. Het draaien van de molen kwam tot stand door gebruik te maken van het hoogteverschil in waterstand dat de sluis veroorzaakte, Tot het midden van de 16e eeuw kon de molen dus alleen maar draaien wanneer het water een zeker peil bereikt had. Gelukkig werd vanaf 1550 een mechanisme ingebouwd dat het mogelijk maakte de stand van de raderen zowel bij laag als bij hoog tij te regelen.

De aandrijving van de houten watermolen gebeurde door het hoogteverschil van het water kunstmatig teweeggebracht door de schotbalken.

De molensluizen maakten deel uit van de verdedigingsgordel van de stad en waren bedoeld om in geval van nood het omliggende land onder water te laten lopen.

Eeuwenlang vormde de watermolen een goede bron van inkomsten voor de gemeentekas. De watermolen aan de Braamagaten werd in 1665 volledig vernieuwd en van steen gebouwd. In de 19e eeuw bracht de grote watermolen bijna niets meer op, zodat het stadsbestuur hem in 1874 liet stilleggen. In 1881 werd beslist de molen te slopen.

Uit verscheidene inventarissen is op te maken dat de Braammolen uit 4 verschillende molens bestond.De Rogghemeulen, de Hoeckmeulen, de Waelinne en de Mautmeulen.

Waar de molen zich bevond werd een huis opgericht, in de jaren 1950 bekend als muziekuitgever Struyf. Een inschrift “ Hier was de stadmolen” hoog in de straatgevel van het huis herinnerde aan de watermolen.Dat huis werd gesloopt zodat de Schelde vanaf de Brabantdam weer goed zichtbaar was.

Bewerkt artikel van oa Luc de Vriese in Gent door de jaren

 

Bouw van de Braemgaten. Een gedurfde onderneming               
De bouw van de stuw aan de Braemgaten was samen met het graven van de Ketelvaart een voor die tijd werkelijk formidabele verwezenlijking, gedurfd en ingrijpend. Het was meer dan waarschijnlijk het initiatief van een dynamische en krachtig onwikkelende stedelijke gemeenschap. Weliswaar was er voor dergelijke ingrepen op de rivieren goedkeuring vereist van de landsheer, de Vlaamse graaf, maar veel meer dan goedkeuren en eventueel ook tolgelden (laten) innen deed deze niet.
Het is niet meteen duidelijk waarom de Gentenaars zoveel eeuwen geleden die zware ingrepen uitvoerden, of althans niet welke de hoofdreden was. Was het om de bevaarbaarheid tot in Gent te bevorderen? Of voor de verdediging, zoals de Ketelvaart en de Ketelvest overduidelijk waren? Voor de waterbeheersing in de lage stadsdelen misschien? Of om waterkracht op te wekken met watermolens ...?

Er was een zware infrastructuur vereist om het Braemgatencomplex te kunnen bouwen. Hiervoor waren stevige stuwen nodig en deze werden bij voorkeur gebouwd onder stenen bruggen, waarvan de gewelven in Gent ‘gaten’ genoemd werden. De zware stenen constructies waren nodig om ook in normale tijden te weerstaan aan de enorme waterdruk.

De Braemgaten vormden er een complexe stuw op de Schelde met niet minder dan zeven stuwgaten, gebouwd op een grote en machtige rivier. De nog zwaardere constructie van de stadspoort, de Braempoort, hielp samen met de Braembrug mee om de gewenste stevigheid te verwezenlijken, al was dat uiteraard niet de eerste bedoeling van de massieve poorttoren.

Het bouwen van dat alles, samen met de aanleg doorheen het overstromingsgebied Overschelde en de Hooie van een lange dijkweg die de Brabantdam en de Dam te Hooie (Lange Violettestraat) in wezen waren, moet een reusachtige onderneming geweest zijn

 

De vervanging van een molensteen aan het Braemgatencomplex.        

Een bijzonder voorbeeld van onderhoud aan de watermolen was de vervanging van de molenstenen. Dit zijn enorme ronde stenen (maalstenen) die steeds als paar opgesteld worden. Een metalen band omheen de steen verhinderd dat de steen uiteenspat door de enorme druk.

Bij het vervangen van de molenstenen bij de Braemmolens moesten er steeds acht vervangen worden. Er waren namelijk vier watermolens met elk twee molenstenen.

Nu was het zo dat één zo een steen een diameter had van ongeveer 1,60 meter en een dikte van ongeveer 40 cm. Deze stenen werden gehakt in de Eifel uit oude vulkanen. Het waren zogenaamd blauwe stenen”. Ze wogen rond de 1000 kg.

Stel je voor dat je rond 1500 er achter kwam dat de molenstenen versleten waren en aan vervanging toe waren. Geen vrachtwagens of treinen. Met een schip werden de molenstenen gelost aan de Kraanlei. Daar stond een kraan  (die normaal gezien gebruikt werd om zware wijnvaten te lossen) die zwaar genoeg was om die stenen op de kade te krijgen.

Eenmaal aan wal werden de stenen over de weg gesleept tot aan de Braemgaten. Zal wel terug een volksfeest geweest zijn van zich vergapende Gentse bewoners.

Met voldoende mankracht en hefbomen werden de stenen uiteindelijk op hun plaats gelegd in de molen.

Toch raar dat iets wat nu dagelijks gebeurt met nog veel zwaardere gewichten, toen een immense gebeurtenis moet geweest zijn, waar men ook heel creatief moest bij nadenken om juiste oplossingen te vinden voor het probleem.

Vrij bewerkt naar artikel van L De Vriese, artikel uit GT van 1981 en “Verdwenen molens in Belgie”

 

Afbraak Braemgatencomplex.                

In 1836 werd aan de Lousbergkaai een stadsgraanmolen gebouwd. Het was een industrieel complex van vier verdiepingen hoog. Hierdoor werd het nut van de watermolen aan de Braemgaten helemaal minimaal. Er was ook niemand in het Gentse die de schoonheid van de plek wilde bewaren. De Nederschelde aan de Reep werd gedempt. Het Francois Laurentplein  werd aangelegd en de watermolens werden afgebroken rond 1880.

Wat rest van dit Braemmolencomplex is heel weinig.

Men beweert dat de oorsprong van de Gentse waterzooi hier zou kunnen liggen. Door het malen van het graan kwam er fijn meelstof in het water terecht, waardoor het aan de sluis krioelde van de vis. Toen vingen Gentenaars zelf nog vis uit hun rivieren. De veelheid aan gevangen vis zou geleid hebben tot de bereiding van de Gentse waterzooi die nu zo geliefd is in veel van ons leuke restaurants.

Verder vond ik nog een leuk artikeltje uit de Volksstem van 18.06.1932

“Zekere Adriana Schepens, huisvrouw van Pieter Claus, molenaar in den watermolen te Gent in de 16e eeuw werd als toverheks beschuldigd omdat enkele kinderen uit de gebuurte, waaraan zij een stukje koetong had gegeven, twee dagen ziek waren geweest.”

 

Francois Laurentplein en de Reep.

Van de Watermolenbrug tot aan de Nieuwbrug aan de Keizer Karelstraat lag de Reep. Er lag geen brug aan het Geeraard Duivelsteen, maar de Wijngaardbrug bestond wel. Trouwens de Limburgstraat en de Vlaanderenstraat bestonden nog niet. Sommige huizen in de beide

straten dragen een jaartal van hun bouwjaar.

Langs de overzijde lag de Nederscheldestraat, waarvan thans nog een kort stukje overblijft

(aan de Brabantdam) en waarvan de benaming herinnert aan de Nederschelde, die daar vloeideDe watermolen werd afgebroken in 1881. Een deel van de Reep zal overwelfd worden in 1885 (het huidige Fr. Laurentplein). Na de tweede wereldoorlog zal ook het overige deel van de Reep worden gedempt; enkel een klein stukje aan het Geeraard Duivelsteen bleef over.

In  februari 1884 besliste de gemeenteraad om de Nederschelde of Reep over 142 meter te overwelven vanaf de Brabantdam tot aan het Geraard de Duivelsteen. De watermolenbrug of Braambrug werd afgebroken in 1885.De watermolen zelf was reeds eerder gesloopt. Nieuwe sluizen werden op die plaats aangebracht onder het gewelf.

Een tweede fase van de overwelving werd nog uitgevoerd in 1963-64 toen het laatste gedeelte van de Reep, tussen het Geraard de Duivelsteen en de Nieuwbrugkaai werd gedempt. Er werd een kleine strook water behouden voor het Duivelsteen om het pitoreske uitzicht op dit monument te bewaren.
De Laurentplaats ontstond dus door de overwelving van de Schelde, daar ook Reep genoemd.