Brug der Keizerlijke Geneugten en de ‘Krimbollen’

 

Keizer Karel als scheepstrekker

Langs het Lievekanaal van Brugge naar Gent drijft een zwaarbeladen schuit. De schippersvrouw staat aan het stuur en de schipper trekt aan het touw van op de dijk.  Hij botst tegen een nietsvermoedende wandelaar aan.  De schipper scheldt de welgeklede jongeman uit voor adellijke nietsnut, die in de weg loopt van het werkende schippersvolk.  Tijdens de scheldpartij raakt het schip echter uit zijn koers en belandt in het riet.  De schipper springt aan boord en slingert verwijten naar het hoofd van zijn vrouw.  De bemoeizieke keizer Karel wil de schipper terechtwijzen, maar de schipper werpt hem het sleeptouw toe en roept “Trek dan zelf als je beter weet!”.  Keizer Karel moet nu wel helpen.  Na enkele uren trekken wordt hij aan boord geroepen om wat te eten.  Als de keizer een boterham neemt en hem wil beleggen met boter en kaas, wordt de schipper opnieuw boos. “Boter of kaas maar geen twee toespijzen tegelijk, als de rijken dat doen, moeten zij dat weten, maar wij, hardwerkende en spaarzame mensen, doen dat niet!”  Dat de opvliegende schipper wel recht voor de raap was, wist de keizer wel te waarderen. Toen de trekschuit enkele dagen later aangemeerd lag te Gent werd de schipper naar het paleis ontboden.  Wanneer de schipper de keizer herkent als zijn scheepstrekker, vreest hij het ergste.  Tot zijn grote verbazing krijgt hij geen straf maar wel een volledig nieuw schip.

Dit beeld is eenvoudig te herkennen aan het schip bovenaan.  Aan de achterzijde zie je de schipper die Karel berispt tijdens de maaltijd.  

 

Mooie Veerle

Veerle was de dochter van de slachter die vlees leverde aan het keizerlijke hof.  De jonge Keizer Karel raakte in de ban van Veerles schoonheid en er werden geheime afspraakjes gemaakt.  De vader van Veerle, een Gentse poorter in hart en nieren, aanvaardde de relatie van zijn dochter niet en joeg haar woedend het ouderlijke huis uit.  Keizer Karel zou dan met zijn geliefde naar Dendermonde gevlucht zijn, waar ze in het geheim trouwden.  Er werd een zoon geboren, die de naam van zijn vader kreeg.  Het huwelijk werd echter door de paus ongeldig verklaard en het kind van de moeder afgenomen.  Het zou aan het keizerlijke hof in Brussel een adellijke opvoeding krijgen.  De mooie Veerle, verstoten door haar vader en door de keizer, kwijnde weg van verdriet.  Op haar sterfbed kreeg ze haar zoon terug.  De jonge Karel zou zich later bij de opstandige poorters te Gent aangesloten hebben en in de strijd tegen de Spaanse verdrukking omgekomen zijn.

Keizer Karel & Mooie Veerle vinden we hartstochtelijk kussend onder een koe terug (haar vader was immers een slachter).  Hun zoontje, die van de moeder wordt weggenomen, wordt aan de andere zijde uitgebeeld. 

 

Janneke

Tijdens de belegering in 1521 van de stad Doornik verbleef Keizer Karel in de stad Oudenaarde bij zijn vriend gouverneur Charles de Lalaing.  Hij kreeg daar de dochter van een wever uit Nukerke, Johanna van der Gheynst, ter beschikking voor het aangenaam doorbrengen van zijn nachten.  En negen maand later werd er een dochtertje geboren …  Het meisje kreeg een prinselijke opvoeding en werd Margaretha genoemd, naar Karels tante en opvoedster.  Johanna (Janneke) zou noch Karel, noch haar dochter nog ooit zien.  Al werd ze niet aan haar lot overgelaten, het hof zorgde voor financiën en voor een goeie huwelijkspartner; Jehan van den Dijcke, heer van Santvliet die ze nog negen kinderen zou schenken.  Margaretha zou tweemaal uitgehuwelijkt worden, de tweede maal aan een kleinzoon van de toenmalige paus, Ottavio Farnese, een ventje van nog geen 14 jaar die later hertog van Parma zou worden.  En zo zou Margaretha de geschiedenis ingaan als Margaretha van Parma en een kleine tien jaar bij ons de scepter komen zwaaien als langdvoogdes over de Nederlanden (tot ze die fameuze Hertog van Alva op ons af stuurden…).

Op het beeld zien we Karel & Janneke in een innige omhelzing, met de vader van Janneke aan het weefgetouw erboven. 

 

Kwade Beth

Kwade Beth, een jonge weduwe en herbergierster uit leper, is vermaard voor haar goede keuken, maar ook voor haar kwade tong.  Als de keizer zwervend door Vlaanderen de herberg aandoet en aan de knecht de beste haver voor zijn paard vraagt, krijgt hij een flinke scheldpartij te horen.  Zij scheldt hem uit voor arme jonker, kale pronker.  De knecht Tone fluistert de keizer echter in het oor niet te luisteren naar de woorden van zijn bazin, daar ze steeds het tegenovergestelde bedoelt van wat ze zegt.  Na enige aarzeling besluit de keizer toch te blijven en een maaltijd te nemen.  Een voortreffelijk maal wordt op tafel gezet, maar de waardin blijft echter schelden op de bedienden, de klanten en vooral op Tone.  Enkele dagen later komt keizer Karel aan dezelfde herberg voorbij met zijn gevolg.  De stomverbaasde waardin herkent in de keizer de jonge pronker van enkele dagen voordien.  Totaal uit haar lood geslagen en het ergste vrezend, smeekt de vrouw kermend om vergiffenis voor haar boze woorden.  In plaats van haar te straffen, verplicht de keizer haar te huwen met haar knecht.  Toen bleek dat Tone, de brave knecht gelijk had over de woorden die hij de keizer in het oor had gefluisterd: ze schold haar knecht uit omdat ze niet onder woorden had kunnen brengen dat ze van hem hield.Keizer Karel is hier als ruiter voorgesteld.  Kwade Beth en haar knecht staan aan zijn linkerzijde.