In en rond de Edward Pynaertkaai

De Edward Pynaertkaai en de Scheldekaai zijn woonstraten aan de Ledebergse Scheldemeander, een van de belangrijkste groenassen in Gent. De herinrichting van de straten past in het stadsvernieuwingsproject ‘Ledeberg Leeft’. De straten hebben zowel een verblijfs- en ontmoetingsfunctie voor de bewoners als een verbindingsfunctie voor fietsers en voetgangers.

Tot 2005 was in de Pynaertkaai de fabriek Metzeler gevestigd, die rubberen dichtingen voor de auto-industrie produceerde. De straat was een kasseiweg met veel industrieel transport en doorgaand autoverkeer. Toen de fabriek wegtrok, kwam er nieuwe woongelegenheid. Tegelijk kreeg de dichtbebouwde volkswijk Ledeberg meer zuurstof door het stadsvernieuwingsproject ‘Ledeberg Leeft’. De Pynaert- en Scheldekaai zijn belangrijke schakels in die stadsvernieuwing.

Bij het verzamelen van foto’s en documentatiemateriaal heb ik onder andere gebruik gemaakt van beeldmateriaal uit de collectie van archief Gent. Via onderstaande link kom je op hun uitgebreide site:

https://beeldbank.stad.gent/

Voor de beschrijving van huizen en straten verwijs ik naar
https://beeldbank.onroerenderfgoed.be/images?text=gent

 

De brug aan de Edward Pynaertkaai over de buitengracht van de vestingen bij de Sint-Lievenspoort, alias Oosterarm van de Stropafleiding van de Schelde en in feite het tweede deel van de ‘oude’ Sint-Lievensbrug uit 1882 – 1883, bleef als bij wonder op de originele plaats bewaard. In de vier hardstenen kolommen die de brugleuningen markeren, zijn nog de sporen te zien van waarschijnlijk ooit sierlijke lantaarnhouders.

Hoewel zo’n brugleeftijd van goede 130 jaar niet bijzonder aanzienlijk schijnt, is een dergelijke ‘ouderdom’ voor een Gentse brug uitzonderlijk te noemen. Dat ze daar bleef liggen is te wijten aan een ongewone samenloop van omstandigheden. Drie factoren speelden hier mee: in de eerste plaats moest de aan het begin van de jaren 1900 aangelegde Edward Pynaertkaai toegankelijk blijven aan beide uiteinden en verkoos men daarvoor de bestaande brug te behouden, in W.O. II werd de brug niet opgeblazen omdat ze geen strategisch belang had en tenslotte moest ze geen scheepvaart of zwaar vervoer toelaten zodat ze nooit vervangen werd door een breder of hoger exemplaar. Deze nu ongelukkig naamloos geworden brug, een toch wel fraai werkstuk, is een waarlijk unieke getuige zowel van 16de-eeuwse poortbolwerkconfiguratie als van 19de-eeuwse bruggenbouw. Het perkje aan de voet ervan, met een intiem en sober oorlogsmonumentje, bestrijkt ongeveer de plek waar in de winter van 1577-78 door al of niet vrijwillig zwoegende Gentenaars de ietwat uitgerokken westelijke ‘oorlel’ (oreillon) van het Sint-Lievensbolwerk werd uitgegraven en opgeworpen.

Rubberfabriek