De Lieve en de rabotten

Als je bij mooi weer met de bootjes een toertje maakt over de Leie sla je bij de Vismarkt af op een kleine zijrivier, de Lieve.

Ooit was de Lieve de levensader en het middelpunt van de havenactiviteiten in de Gentse middeleeuwen.

We gaan terug tot de 13e eeuw. Om een rechtstreekse verbinding tussen Gent en de zee te verwezenlijken wordt tussen 1251 en 1269 de Lieve gegraven.

De Lieve is de eerste kunstmatige verbinding tussen Gent en de zee en is uitsluitend geschikt voor de binnenscheepvaart. Over 45 km liep ze van Damme, waar ze op het Zwin aansloot, naar Gent, waar ze een verbinding had met de Leie ter hoogte van het Gravensteen. Bij het Zwin had de Duitse Hansa haar kantoren.

Een hanzekantoor was in de middeleeuwen een vestiging van Duitse kooplieden in het buitenland.

Het Hanzekantoor van Brugge werd later verplaatst naar Antwerpen vanwege de verzanding van het Zwin

Aan elk uiteinde van de Lieve en op verschillende tussenliggende plaatsen werd een Rabot gebouwd. Dit is een stuw om de waterstand op peil te houden. Hier werden ook de platbodemvaartuigen met een kraan overgetild  zonder ‘lastbreken’ dus zonder overladen van schip op schip.

De platbodemvaartuigen waren maximaal 4,5 meter lang, 2,4 meter breed en 90 cm diep. De Lieve was op bepaalde plaatsen slechts 5 meter breed. Dus heel nipt als twee schepen mekaar kruisten.

De Lieve was door de vele rabotten en de vele bruggen over de Lieve niet zo makkelijk bevaarbaar. Het garandeerde in elk geval niet een snelle verbinding tussen Gent en Brugge.

Ook was het zo dat de Lieve volledig eigendom was van de Gentse stad. Gent verbood bedrijven gevestigd langs de Lieve een gracht te graven om hun bedrijf in verbinding te stellen met de Lieve.  In 1323 bevestigde graaf Lodewijk van Nevers nogmaals dat Gent de Lieve volledig in eigendom had.

De Lieve en hoe er werd omgegaan met ladingen van de vaartuigen.

Na het graven van de Lieve had Gent het eigendomschap over de Lieve. Dit was verbonden met een reeks verplichtingen. De sluizen en rabotten moesten onderhouden en indien nodig moest de stad deze herstellen.

Zo moest de sluis te Damme onderhouden worden, de kanaalbermen geïnspecteerd en hersteld worden, dit om het omgevende land voor overstromingen te vrijwaren. Het Gentse beleid was er op gericht om al deze verplichtingen van zich af te schuiven.
De eigendommen van de stad langs de Lieve werden in pacht gegeven aan de meest biedende. Deze pachter betaalde een vrij hoge som en het was zijn plicht om in te staan voor een goede toestand van de Lieve.
Schippers die op de Lieve voeren moesten in het bezit zijn van de 'vrijheid van de Lieve', een toelating om met een binnenschip op de Lieve te varen. Deze vrijwaring konden de schippers  na betaling verkrijgen. Deze gelden en andere voordelen gingen dan automatisch naar de pachters.
Je kan je dus voorstellen dat deze pachters zo veel als mogelijk wilden verdienen aan ‘hun’ Lieve.
Leuk voorbeeld is hoe de vrachten van handelaren elke dag werden verdeeld onder de schippers met een vergunning.
's Morgens, bij het luiden van de werkklok om 8 uur, verzamelden de schippers aan de Veebrug (nu Grasbrug). Onder toezicht van de pachter van de Lieve dobbelden ze om vast te stellen wie eerst aan de beurt kwam. Daarna diende iedereen zijn beurt af te wachten. De handelaars wendden zicht tot de pachter van de Lieve. Deze stelde hen, na betaling, binnen het uur een schipper ter beschikking. Daagde de schipper wiens beurt het was niet tijdig op, dan nam de volgende zijn plaats in en kwam hij weer helemaal achteraan in de rij terecht. Na het laden stond de schipper borg voor hetgeen hij vervoer.

Hoewel iedereen een vrijheid om op de Lieve te varen, kon kopen waren het bijna enkel Gentse schippers die van dit voorrecht gebruik maakten.

Wat vervoerden die scheepjes nu allemaal? De schepen werden voornamelijk bevracht met koren en wijn. De bijzonderste producten die door Gent ingevoerd werden waren haring, as, kolen of houtskool, boter en vreemde bieren. In kleinere hoeveelheden werden ook turf, hout, steen en huiden ingevoerd.

De teloorgang van de Lieve

Op het einde van de 15e eeuw begon het Zwin te verzanden en werd de Lieve geleidelijk aan gedegradeerd tot kleine, weinig gebruikte waterweg. Zeker na het graven van de Sassevaart verdween het economisch belang van de Lieve volledig.

Alleen het gedeelte van de Lieve binnen Gent, tussen de St.- Antoniuskaai en het Gravensteen, had in 1758 nog het uitzicht van een kleine haven. Daar was het kanaal breder. Ook was de kade er van een kraan voorzien

De grote plagen van de Lieve waren toen reeds de overstromingen bij felle regen of het gebrek aan water bij lange droogte. De grootste plaag was echter de onverschilligheid van het Gentse magistraat. Aan die plaag kon de Lieve niet weerstaan.

Stap voor stap, van dag tot dag verviel het kanaal en veranderde stilaan in een onschuldigde sloot.

Bij het graven van het Schipdonkkanaal omstreeks 1846-51 werd de Lieve opgeslorpt tot in de omstreken van Damme.

Binnen de stad Gent zelf werd het kanaal in de vorige eeuw grotendeels overwelfd van aan het Rabot tot aan de Nieuwe Vaart bij de aanleg van de wijk ten westen van de Wondelgemstraat.

Tegenwoordig is de omgeving waarbinnen de Lieve stroomt in het Gentse opgepimpt tot een mooie, dure wijk. De vroegere stank is heel stuk verdwenen. Zelfs de omwalling van het Gravensteen is recent terug in zijn oude vorm gerestaureerd.

Ik zal in elk geval, bij mijn volgend boottochtje, proberen het roemruchte verleden van deze pleziervaart mee te nemen in oeverloos dagdromen van vervlogen (en betere??) tijden.