Het Rasphuis

Het Rasphuis, of provinciale gevangenis, werd in 1773 te Gent gebouwd op de Coupure Links, met toestemming van keizerin Maria Theresia, maar hoofdzakelijk door toedoen van hoogbaljuw graaf Vilain XlIII, die naar een globale menswaardige oplossing zocht voor het probleem van de werkloosheid, het pauperisme, de landloperij die in de achttiende eeuw in Vlaanderen tot ongekende hoogte aanzwol, en de misdadigheid. Hij voorzag ook dat de gevangenen er een beroep konden leren. Rasphuizen-gevangenissen bestonden in de Verenigde Provinciën sedert het eerste kwart van de 17e eeuw. De eerste bouwfase, 1772-1775, gebeurde onder leiding van de Gentse bouwmeester Jean Baptiste Malfeson. Het gebouw moest de vorm van een achthoek krijgen, maar er werden slechts vijf zijden gerealiseerd, zodat het de vorm had van een zeester. Het gebouw werd voltooid onder koning Willem I, ter vervanging van de te Antwerpen afgeschafte galei, door stadsarchitect Louis Roelandt in 1825-1826. De eerste inspecteur-generaal van de gevangenissen en de weldadigheidsinstellingen na 1830 was de sociale hervormer en politicus Edouard Ducpétiaux. Hij liet overal in België stervormige gevangenissen bouwen en deze vorm van gevangenis werd door andere landen overgenomen. De Rijksgevangenis op de Nieuwe Wandeling dateert van 1859-1861. Het Rasphuis kon tot 1500 gevangenen herbergen: 1000 mannen en 500 vrouwen. De grootste groep waren de bedelaars en de landlopers; de zware criminelen werden in afzonderlijke blokken ondergebracht. De tuchtstrafregeling voorzag het toedienen van stokslagen. Door de combinatie opsluiting - individuele cellen - verplichte tewerkstelling (ten voordele van het leger), en omdat men vooral het oog hield op de zedelijke verbetering, moest het Rasphuis een modelinrichting worden, maar door de vele misbruiken is het dat nooit geworden, wel integendeel. In principe moesten de gevangenen er eikenschors en Indisch en Braziliaans hout raspen vandaar de naam!- voor de verfindustrie, Maar er werd ook ander werk uitgevoerd: houtbewerking, smederij, vooral weven en kleren maken, afgestemd op ieders kunnen of mogelijkheden. Lieven Bauwens maakte in 1801 schromelijk misbruik van de situatie en kreeg de toestemming er ateliers in onder te brengen waar hij de tot dwangarbeid veroordeelden voor hem garens liet weven uit de fabrieken van Chartreuse (Fratersplein) en de abdij van Drongen, in ruil voor hun onderhoud. Lieven Bauwens zocht enkel maximale winst te maken, wat tot onvoorstelbare mistoestanden leidde: dat onderhoud bestond uit een hongermaal volgens het principe “geen werk, geen voedsel”. Na het vertrek van zijn goede vriend prefect Faipoult, kreeg hij van de nieuwe prefect het bevel zijn rekeningen te vereffenen en uit de gevangenis te verdwijnen. Pater jezuïet Isidoor van de Kerckhove die er in 1819 tot aalmoezenier werd aangesteld trof er verschrikkelijke toestanden aan. De zedelijkheid van de gevangenen was er angstwekkend laag. Het was echt een plek van ondeugd. De hygiëne stond er beneden alle peil. De gevangenis was een kazerne van ontucht en verdorvenheid Hij noemde het een tweede Sodoma. De gevangenen hadden een individuele cel, maar in zijn tijd verbleven er vier tot vijf gevangenen in één cel. Ze stonden op en gingen slapen met het daglicht. Het was een wanhopige toestand, waar geen redding aan was. In 1874 werd beslist dat het Rasphuis nog enkel werd voorbehouden aan 1) tot levenslange hechtenis veroordeelden, 2) veroordeelden die wegens hun lichaams- of geestestoestand niet aan het afzonderingsregime konden onderworpen worden, 3) jonge veroordeelden van 16 tot 18 jaar. Op 1 januari 1935 telde de gevangenis nog 513 gevangenen. Daar de strafinrichting voor de overheid een al te zware last was in verhouding tot haar belangrijkheid, werd ze afgeschaft en werden de gedetineerden naar Merksplas, Oudenaarde en Doornik overgebracht. In 1935 werd het Rasphuis gesloten en afgebroken. In 1937 liet de universiteit er de Faculteit Landbouwwetenschappen bouwen. Een maquette van het Rasphuis bevindt zich in het Museum Dr. Guislain. Er bestaat in Gent ook een Rasphuisstraat van de Hoogstraat naar de Coupure Rechts.

Daniël Van Ryssel