Jozef Plateaustraat

Genoemd naar Jozef Plateau (1801-1883), hoogleraar aan de Gentse Rijksuniversiteit en wetenschappelijk grondlegger van de cinematografie. Brede straat opklimmend van Nederkouter naar Sint-Pietersnieuwstraat, getrokken in 1883 bij de urbanisatie van de zogeheten "Batavia" wijk. Afgezoomd met burgerhuizen met typische voorgevelordonnantie en gedomineerd door het monumentale "Instituut der Wetenschappen".
Enkelhuizen van twee, twee en een halve à drie bouwlagen, uit het laatste kwart van de 19de eeuw.  Voorts enkele huizen in bak- en hardsteenstijl horizontaal gelijnd door vlakke banden. De hoekhuizen met de Sint-Kwintensberg, Willem Tellstraat en Jan-Baptist Guinardstraat zijn voorzien van afgeschuinde hoekpanden.

Rozier-Plateaugebouw

Het Instituut der Wetenschappen of het Rozier-Plateaugebouw is een universiteitsgebouw in de Belgische stad Gent. Het gebouw wordt door twee faculteiten van de Universiteit Gent gebruikt: de Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur heeft hoofdzakelijk lokalen in de noordelijke helft van het gebouw, die zij Plateau noemen, naar de Jozef Plateaustraat; de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte neemt vooral het zuidelijke deel in, dat zij Rozier noemen, naar de gelijknamige straat. Het gebouwencomplex huisvest verschillende leszalen, kabinetten en laboratoria. In het complex bevindt zich ook het observatorium van de volkssterrenwacht Armand Pien.
Het gebouw is opgetrokken uit Franse kalkzandsteen en arduin in neoclassicistische stijl en beslaat een volledige blok tussen de Jozef Plateaustraat, waar zich de hoofdingang bevindt, de Gezusters Lovelingstraat, de Gustaaf Magnelstraat en de Rozier, waar een tweede ingang is. Het Instituut werd gebouwd van 1883 tot 1890. In 1994 werd het als monument beschermd. Aan de voorzijde (Plateaustraat) werden de vier toenmalige studierichtingen allegorisch voorgesteld: Bruggen en Wegen, Burgerlijke Bouwkunde, Kunsten en Fabriekswezen en Architectuur.

In de 19de eeuw was de universiteit van Gent gevestigd in het gebouw in de Voldersstraat. De universiteit groeide echter en men had plaats te kort voor leslokalen en laboratoria, zeker nadat ook de Polytechnische Scholen zich aan de universiteit hadden verbonden. De stad was echter niet in staat grote financiële middelen vrij te maken. Uiteindelijk kwamen er onder minister Pierre Van Humbeeck in 1879 subsidies vrij voor de universiteiten van Gent en Luik. In Gent besloot men een nieuw groot instituut te bouwen waar men alle voorzieningen voor de wetenschappen onder een dak kon samenbrengen. Het geheel werd uitgewerkt door stadsarchitect Adolphe Pauli (1820-1895).
Men had echter nog een geschikte locatie nodig. Uitbreiding nabij het bestaande universiteitsgebouw was niet wenselijk, aangezien dit in het dure, burgerlijke centrum lag. Een mogelijkheid was het verheven terrein van de citadel van Gent. Deze monumentale plaats lag echter op enige afstand van het stadscentrum. Een andere mogelijkheid was een locatie nabij de Reep, maar daar vreesde men voor de nadelige gevolgen in de laboratoria door trillingen van nabijgelegen textielfabrieken. Ondertussen stelde de Gentse middenstand een petitie op om de universiteit in het stadscentrum te houden. Uiteindelijk besloot het stadsbestuur om in de Sint-Pieterswijk de armoedige Bataviawijk te slopen. Sinds het afschaffen van de octrooirechten in 1860 verdreef het stadsbestuur de arme en lelijke arbeiderswijken naar de stadsranden. De sanering van het Bataviabeluik had men jaren eerder al aangevraagd en uiteindelijk werd begin jaren 80 van de 19e eeuw ook deze wijk ontruimd. De academieraad ging akkoord met het Batavia-voorstel op voorwaarde dat de stad de Kattenberg en het Citadelpark voor toekomstige uitbreidingen beschikbaar hield.
Een paar jaar later kon de bouw van het nieuwe universiteitsgebouw beginnen. Aan de kant van de Jozef Plateaustraat was de hoofdingang en voorzag Pauli de "Technische Hoge School". Aan de kant van de Rozier was een tweede ingang voor de Wetenschappen, met een afdeling Natuurkunde, een afdeling Scheikunde en een afdeling Mineralogie en Geologie. De ruimtes werden rond een aantal binnenplaatsen gebouwd. Het gebouw werd voltooid in 1889 en had 2.331.074 fr. gekost. Omdat de kostprijs (door de hogere grondprijs) hoger was dan voorzien, betaalde de regering uiteindelijk 3/4 van de gemeenschappelijke kosten en voorzag het meubilair en de wetenschappelijke uitrusting.
Tijdens het academiejaar 1889-1890 werd het gebouw succesvol in gebruik genomen. De universiteit bleef echter groeien en begin 20e eeuw kampte men al opnieuw met plaatsgebrek. Boven op het Roziergebouw werd een nieuwe verdieping gebouwd, waarbij men ook het observatorium van de sterrenwacht bouwde. In de loop van de eeuw werden binnenin meermaals aanpassingen gedaan aan het gebouw en op de binnenpleinen werden nieuwe gebouwen opgetrokken. Verschillende onderzoeksgroepen weken in de loop van de eeuw uit naar nieuwe accommodaties die elders in de stad werd opgetrokken. Zo kwam er in de jaren 20 het Technicum. Later splitste de Faculteit Wetenschappen zich af, die zich later ging vestigen aan de Ledeganck (1959) en de Sterre (midden jaren 60). Nog later verhuisde veel onderzoek van de ingenieursfaculteit naar het Wetenschapspark Ardoyen in Zwijnaarde.

Bij het verzamelen van foto’s en documentatiemateriaal heb ik onder andere gebruik gemaakt van beeldmateriaal uit de collectie van archief Gent. Via onderstaande link kom je op hun uitgebreide site:

https://beeldbank.stad.gent/

Voor de beschrijving van huizen en straten verwijs ik naar

https://beeldbank.onroerenderfgoed.be/images?text=gent