Oord der gefusilleerden

Het oord der gefusilleerden is een executieoord in Gent uit de Eerste Wereldoorlog. Er vonden 52 mensen de dood. De meeste veroordeelden waren verzetsstrijders en werden door de Duitse bezetter geëxecuteerd. Het oord der gefusilleerden ligt in de Offerlaan, tussen de Martelaarslaan en de Leie. Het was oorspronkelijk een schietbaan voor de burgerwacht. Aan de toegangspoort hangt een monument met het opschrift "terechtstellingsplaats der voor den kop geschotenen 1914-1918". Op het domein staan er 52 meidoorns met evenveel gedenkplaatjes met de namen van de slachtoffers.

De burgerwacht oefende op het terrein hun schiettechnieken. Deze militie, samengesteld uit burgers tussen 21 en 50 jaar oud, stond in voor de openbare orde. De schietbaan lag afgelegen, buiten de toenmalige stadskern waar er geen lawaaihinder was. De wereldtentoonstelling in 1913 wijzigde het stadsbeeld van Gent grondig. Nieuw waren het spoorwegstation Gent Sint-Pieters, hotels, Feestzalen zoals de Vooruit, de Wintergarten aan de Kuiperskaai werden gerenoveerd, het Flandria Palace Hotel aan het Sint-Pietersstation. Deze en andere werden door de Duitsers bezet tijdens de oorlogsjaren. Zo kreeg ook de schietbaan een andere invulling.

e Duitse keizer Wilhelm II koos Gent als hoofdstad van het etappegebied, het gebied juist achter het front met de ondersteunende diensten zoals hospitalen, administratie, wagenpark, onderhouds- en reparatiediensten. In het begin van de oorlog gebruiken de Duitse bezetters de schietbaan en bouwen ze rondom de schietbaan houten barakken, om militair materiaal te stockeren en het terrein af te schermen. Na de ter dood veroordeling van de mensen van de verzetsbeweging was de schietbaan de ideale plaats om hen te liquideren. De terechtstellingen waren niet openbaar.

De gearresteerden van het verzet werden opgesloten in de gevangenis de Nieuwewandeling. Na enkele dagen of maanden volgde er een proces. Na het proces hadden ze de kans om verzet aan te tekenen of gratie te vragen. De executie volgde doorgaans al de ochtend na de uitspraak. De bekendmaking gebeurde één dag voor de executie door aanplakbrieven. De executie was niet openbaar om protest te voorkomen. Vanuit de Nieuwewandeling brachten ze de veroordeelden, meestal in een groepje van 5 met de boevenwagen naar het executieoord. Bij het binnenkomen op het executieoord zagen de veroordeelden reeds aan de ene kant de lijkwagen en aan de andere kant de lijkkist staan. Na de executie brachten ze de lijken naar de Westerbegraafplaats. De nabestaanden kregen de kans om de geëxecuteerde te begraven mits het voor zes uur ’s morgens en zonder veel ruchtbaarheid gebeurde. Er mocht geen officiële begrafenis plaatsvinden. De aalmoezenier, de krijgsauditeur die het vonnis voorlas, officieren die alles in goede banen moesten leiden, de dokter die de dood moest vaststellen… waren alle Duitse staatsburgers. Duitse soldaten vormden het executiepeloton en hielden de wacht zodat er geen buitenstaanders getuigen konden zijn van de executie. De executie zelf was een gestandaardiseerde gebeurtenis.

“DULCE ET DECORUM EST PRO PATRIA MORI” een citaat van de Romeinse dichter Horatius.

“Er is niets zo mooi en moedig als voor het vaderland te sterven” dit opschrift staat boven de poort van het executieoord.

De bezetter zag het verzet als militairen zonder uniform.De executies dienden als afschrikwekkend voorbeeld. Het etappegebied was een bijzonder belangrijke en gevoelige zone voor het Duitse leger. Het spionageprobleem moest definitief stoppen. De bevolking zou op die manier spionage automatisch associëren met de doodstraf. De executies veroorzaakten niet alleen een afschrikwekkend effect bij de burger, er ontstond ook haat en wrevel. De mensen van het verzet kwamen op voor hun vaderland maar niet door aan het front oorlog te voeren, de meesten waren gelinkt met de dienst Pégoud.

Twee grote verzetsdiensten opereerden in Gent. De Britse brigade DP en de dienst Pégoud. De ter dood veroordeelden in Gent behoorden meestal tot de dienst Pégoud. De naam Pégoud verwees naar de Franse stuntvlieger Adolphe Pégoud. Tijdens de wereldtentoonstelling in 1913 had hij een onuitwisbare indruk gemaakt als vliegacrobaat op de Gentenaars. Vanwege zijn moed en lef kreeg de verzetsbeweging de naam Pégoud. Alfred D’hondt was een van de belangrijkste kopstukken in de dienst Pégoud. Zijn executie vond plaats in 1917. De ontmaskering van zo’n dienst gebeurde vaak uit wraak of door verklikking.

Tussen 1914 en 1918 kwamen er 52 mensen om door executie. Ferdinand Lenoir werd als eerste persoon terechtgesteld. Dit gebeurde zonder de toestemming van Wilhelm II. Sindsdien eiste de Keizer dat hij op de hoogte zou zijn van de executies. Zo kreeg Graaf Joseph de Hemptinne gratie van de keizer omdat hij een adellijke titel had. Octaaf Declerq, een priester en onderpastoor in de Sint-Pieters-buitenparochie werd wegens het vervalsen van papieren gefusilleerd op 11 augustus 1916. Het moment voor de executie kreeg de veroordeelde de kans om nog iets te zeggen. Hij zei “ik heb maar van één ding spijt, dat ik niet meer voor mijn vaderland heb kunnen doen.” In 1920 is hij herbegraven in Merelbeke. Edmond van de Woestyne is als laatste persoon terechtgesteld en dit een maand voor het einde van de oorlog. Van de 52 mensen zijn er drie vrouwen geëxecuteerd:

Aan de ingangspoort van het oord der gefusilleerden staat er “voor den kop geschotenen”. De veroordeelden kregen ter hoogte van hun hart een metalen schietschijf waarop de soldaten moesten mikken. Prudence was slecht ter been en mocht daarom neerzitten op een stoel bij de executiepaal. Doordat ze lager zat kon de soldaat niet op haar hart schieten. Zij was de enige persoon die een kogel door het geblinddoekte hoofd kreeg.

Het herdenkingsoord met kapel werd opgericht in 1920. De officiële opening in 1932 vond plaats in aanwezigheid van Koning Albert I. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd door de SS'ers alles verwoest en afgebrand. Nadien lag het er jarenlang desolaat bij. In 1953 is alles terug opnieuw opgebouwd en ingehuldigd door koning Albert II. Tegenwoordig wordt het oord in zijn huidige vorm gevrijwaard als herdenkingsoord. Het is erkend als een ZEN-monument, "monument zonder economisch nut". Het domein, het kleine museum en de kapel kunnen alleen op afspraak, via de Dienst Monumentenzorg en Architectuur in Gent, worden bezocht. In het museum ligt veel fotomateriaal en getuigenissen uit het verleden, waaronder klompen van veroordeelden, notities en munitie. Op het terrein staan 52 meidoorns en evenveel stenen met de namen van de geëxecuteerden. Iedere vrijdag voor 11 november vindt er een herdenking plaats die toegankelijk is voor het publiek.