Hotel Verhaegen-Lammens, Oude Houtlei

De Oude Houtlei, in de Middeleeuwen een gegraven gracht, maakte deel uit van de watergordel van het Kuipgat tot aan de Jan Breydelstraat ter bescherming van de Sint-Michielsparochie, die zich uitstrekte langsheen de linker Leie-oever en die in 1165 bij de Gentse portus werd gevoegd. In deze westelijke verdedigingsgrens of Sint-Michielsvestingsmuur werden aan de stadzijde vier poorten opgetrokken: de Torrepoort, een binnen- en buitenpoort (Poel, Appelbrug), de Posteernepoort, de Zandpoort en de Kuippoort, een versterkte sluis. Door de stadsuitbreiding van de 13e - 14e eeuw verloor de SintMichielsvest haar functie. Vanaf 1540 begon de sloop van deze verdedigingsgordel. De poorten werden woongelegenheden. In de 16e-17e eeuw werd langs de waterweg hout aangevoerd, op de kaaien gelost en op een markt verkocht als brand- en timmerhout. Vandaar de naam Houtlei. In de 19e eeuw werd de gracht onbevaarbaar. In 1899 definitief gedempt wegens toeslibbing en kwalijke geuren ; de laatste poortoverblijfselen werden afgebroken (thans nog muurresten in het Sint-Amandscollege). In 1900 werden de benamingen Houtlei en Violettelei gewijzigd in Oude Houtlei. Sedert de Middeleeuwen waren er op de Oude Houtlei verschillende religieuze instellingen gevestigd: de Cellebroeders of Alexianen, SintAubertusbegijnhof of Poortakker, de Cisterciënzerzusters van Oosteeklo, het klooster der Clarissen-Urbanisten, Jezuïeten, Franciscanen. De westelijke straatzijde bevat verschillende smalle zijstraatjes, die de verbinding maken met de Holstraat. Typische werkmansbuurt met arbeidershuisjes. De oostelijke straatzijde wordt voor een groot deel ingenomen door het Sint-Amand Instituut en de neogotische Sint-Lucasschool. Wat de Gentse burgerbouwkunst betreft, liet in de 18e eeuw de invloed zich gelden van de Lodewijkstijlen. De bouwactiviteit bereikte in het laatste kwart van de 18e eeuw een hoogtepunt in Gent: Koninklijke Academie, achtergevel Hotel d'Hane-Steenhuyse, Hotel De Nockere, Hotel van Saceghem, allemaal in Lodewijk XVI-stijl Hotel Verhaegen-Lammens is gelegen tussen de Brandstraat en de Wellinckstraat, 10 are groot. Een lange tuinmuur in de Wellinckstraat verbindt het hoofdgebouw en de achterbouw. Het perceel was ongetwijfeld reeds vanaf de 14e eeuw bebouwd. Wij beginnen ons overzicht van de eigenaars in het midden van de 18e eeuw. Na 1734 was François Ignatius Grietens de eigenaar van een huis, dat nadien zou uitgroeien tot het Hotel Verhaegen-Lammens. Bij zijn dood in 1754 ging het over op zijn nichtjes Colette en Françoise de la Vilette. In 1768 werd het huis verkocht aan Jonker Anthone Triest, achterkleinneef van bisschop Antoon Triest. In 1795 werd Eleonore Van Crombrugghe-Triest eigenares van het gebouw. Vanaf 1815 kwam het beheer van het gebouw aan Chretien Emmanuel van Pottelsberghe. In 1828 werd het huis andermaal verkocht, nu aan advocaat Jan Baptist Minne, burgemeester van Gent (1837-1840). In 1852 werd het huis aangekocht door Jules Lammens, notaris. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Jules. Diens dochter, Claire, huwde met Arthur Verhaegen (Brussel 1847 - Elsene 1917), ingenieur, die zich onder invloed van Jean Baptiste Bethune aan de neogothische architectuur wijdde. Na hun huwelijksreis in 1872 namen ze hun intrek in het hotel de maître op de Oude Houtlei 27. In 1908, na het overlijden van Jules Lammens, kwam het huis in handen van het echtpaar Verhaegen-Lammens. Vandaar de benaming. Arthur Verhaegen bracht zijn Werkhuis van glasschildering van Sint-Lucas te Gent onder in de achterbouw, die hij grondig liet verbouwen. In 1895 liet Verhaegen zijn atelier over aan Joseph Casier. Kort vóór zijn dood kreeg hij de titel van baron. Zijn zoon Pierre liet het Hotel grondig restaureren. De streng symmetrische voorgevel van het huis, met zowel Lodewijk XV als Lodewijk XVI elementen, telt zeven traveeën, telkens drie aan elke zijde van de centrale deurtravee, wordt bovenaan afgesloten door een sterk geprofileerde kroonlijst en boven de drie centrale traveeën een driehoekig fronton. Twee vlakke centrale pilasters vanaf de grond tot aan de kroonlijst benadrukken de centrale deurtravee. Rijkelijk interieur met zwartmarmeren vloer, wanden en zoldering met fijn lijst- en stucwerk, eetkamer en salon met geschilderde deurstukken en panelen door Pieter Norbert. Van Reysschoot (Gent, 1738-1795). Vroeger werd David 't Kindt als bouwmeester van het huis aangeduid, doch dit moet op een vergissing berusten. Wel weet men met zekerheid dat Francis Drieghe, meester metselaar en Joachim Colin, meester schrijnwerker in 1794 belast werden een aantal grondige veranderingen in het interieur door te voeren. In 1819 werden drie kamers geschilderd door Josse van den Abeele (Gent 1797 -1855). In 1828 werden door J.B. Van de Capelle wijzigingen in empirestijl aan de voorgevel aangebracht. In de 20ste eeuw waren de belangrijkste veranderingen het leggen van centrale verwarming en lopend water en de installatie van de badkamers, evenals het aanleggen van de Franse tuin. De achtergevel van het hoofdgebouw vertoont grote gelijkenis met de voorgevel uit 1768. Hij bestaat eveneens uit zeven traveeën, twee bouwlagen en een fronton boven de drie centrale traveeën. De achterzijde van de tuin is afgesloten door misschien wel de fraaiste gevel van het hele gebouw. In de linkervleugel staat het voormalig koetshuis met drie aaneensluitende poorten met bovenlichten in empirestijl, in 1759 gebouwd naar ontwerpen van de Gentse architect David 't Kindt. Bij Koninklijk Besluit van 13 mei 1976 werd het Hotel Verhaegen-Lammens een beschermd monument. Het hotel is thans eigendom van binnenhuisarchitecten. Zij bieden gastenkamers en bed & breakfast aan.