Universiteit

De universiteit werd gesticht onder Koning Willem I als gevolg van zijn politiek om de intellectuele achterstand van het zuiden van zijn Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, het latere België, weg te werken. Net zoals de noordelijke Nederlanden kregen de zuidelijke Nederlanden drie rijksuniversiteiten: in Gent, Leuven en Luik.
De Gentse universiteit werd plechtig geopend op 9 oktober 1817 en de eerste rector was Jean Charles Van Rotterdam. In het eerste jaar telde de universiteit 190 studenten, dertien personeelsleden en zestien professoren, waarvan er negen uit het buitenland kwamen, voornamelijk uit Noord-Nederland en Duitsland. Zij waren verdeeld over vier faculteiten: Letteren, Rechten, Geneeskunde en Wetenschappen. De voertaal was het Latijn.
In 1830 was de studentenpopulatie aangegroeid tot 414, maar dat aantal daalde snel na de Belgische Revolutie, die de afschaffing van de faculteiten Letteren en Wetenschappen met zich meebracht. Pas vijf jaar later, met de wet op het hoger onderwijs van 1835, gaf de Belgische staat de twee faculteiten terug aan de Universiteit Gent, en kreeg ze daarbovenop de Technische Scholen toegewezen, die aan de faculteit Wetenschappen werden toegevoegd. Het zou nog 35 jaar duren voor het studentenaantal van 1830 terug werd bereikt. In de universitaire wedstrijden behaalde de Gentse universiteit in deze periode wel het grootste aantal prijzen.
De katholieke argwaan tegen de rijksuniversiteit kwam tot een hoogtepunt in de jaren 1850 met de zaak-Laurent-Brasseur.[6] François Laurent was een rechtenprofessor wiens werk door toedoen van de Vlaamse bisschoppen op de Index werd geplaatst (1852). Een andere professor, Hubert Brasseur, werd er door vier studenten van beschuldigd dat hij in zijn college natuurrecht het goddelijk karakter van Christus ontkend had, hoewel hij naar eigen zeggen enkel betoogd had dat de officiële religieuze doctrine niet in harmonie kan zijn met de evolutie van de wetenschappen. In een explosief herderlijk schrijven, voorgelezen in alle kerken, brandmerkte bisschop Lodewijk Jozef Delebecque het onderwijs van deze hoogleraren als godslasterlijk en ketters (1856), twee weken later daarin bijgetreden door zijn Brugse collega Malou. De bisschoppen probeerden de unionistische regering-De Decker tot hun ontslag te bewegen, maar De Decker stelde in het parlement dat de vrije discussie grondwettelijk gewaarborgd was. De affaire veroorzaakte grote spanningen tussen ultramontaanse en liberale katholieken, die beiden meenden op pauselijke steun te kunnen rekenen. Het resultaat was niet alleen dat de regering viel, maar ook dat katholieke studenten de bisschoppelijke aanwijzing kregen de universiteit van Gent te mijden. Oost- en West-Vlaamse katholieken stuurden hun kinderen voortaan naar Leuven, voor zover ze dat al niet deden.
Met wisselend succes werden in deze periode de toelatingsvoorwaarden voor studenten nu eens verstrengd en dan weer versoepeld. In 1882 kwam de eerste vrouwelijke student, Sidonie Verhelst, de universiteit binnen en wel in de richting Wetenschappen. De Brusselse Emma Leclercq, die al een kandidaatsdiploma in de natuurwetenschappen van de ULB op zak had, was de eerste vrouw die het einddiploma behaalde.
Vanaf 1876 mocht de universiteit weer zelf de academische graden toekennen. Gedurende de dertig voorgaande jaren moesten de studenten hun examens afleggen voor een centrale examencommissie in plaats van voor hun eigen professoren. De wet van 1890 maakte de wetenschappelijke opbouw van de universiteit belangrijker: de practica en het onderzoekswerk deden hun intrede en de professoren kregen nu ook assistenten in dienst. Van een onderwijsinstelling kon de universiteit nu uitgroeien tot een onderzoeksinstelling.

Na de Belgische Revolutie in 1830 nam het Frans de plaats in van het Latijn als voertaal van de Gentse universiteit. Het Frans was toen de voertaal van de Belgische administratie. Tegen het einde van de negentiende eeuw begon de Vlaamse Beweging, onder impuls van Lodewijk de Raet, pogingen te ondernemen om de Gentse universiteit te vernederlandsen.
In de Eerste Wereldoorlog richtte Moritz von Bissing in 1916 de Vlaamsche Hoogeschool of Von Bissinguniversiteit op, wat deel uitmaakte van zijn verdeel en heerstactiek, de Flamenpolitik. Het overgrote deel van de Vlaamse beweging, de zgn. 'passivisten' zoals Frans Van Cauwelaert, Camille Huysmans en Louis Franck (welke steeds gestreefd hadden voor hoger onderwijs in 't Nederlands), kantte zich van in het begin tegen deze Duitse inmenging in Belgische binnenlandse aangelegenheden en boycotte de Vlaamsche Hoogeschool. Ook het overgrote deel van de Vlaamse bevolking was ertegen gekant. De Vlaamsche Hoogeschool was een mislukking en werd gesteund door slechts een kleine minderheid flaminganten. Deze Vlaamsche Hoogeschool werd ongedaan gemaakt na de oorlog en als activisme of collaboratie met de Duitse bezetter beschouwd.
De vernederlandsing van de Gentse universiteit bleef de gemoederen beroeren en het kwam dikwijls tot hardhandige conflicten. Onder de tegenstanders bevond zich onder andere de Franstalige Gentse bourgeoisie. Op 27 juli 1923 werd een wetsontwerp tot gedeeltelijke vernederlandsing, ingediend door de toenmalige minister van Kunsten en Wetenschappen Pierre Nolf, door beide Kamers aangenomen. De in feite tweetalige universiteit zou voortaan zowel een Nederlandstalige als een Franstalige afdeling kennen. Wie aan een Nederlandse afdeling was ingeschreven zou één derde van de lessen in het Frans krijgen, de overige twee derde in het Nederlands. En vice versa voor de Franstalige afdeling. Deze omslachtige regeling leverde de RUG al snel de schertsende bijnaam Nolfbarak op. In 1930 werd, op initiatief van de Waalse eerste minister Henri Jaspar, de universiteit, als eerste van België, definitief vernederlandst. De eerste rector van de eentalig Nederlandse Universiteit was August Vermeylen (tot 1933).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog probeerde de Duitse bezetter van de Rijksuniversiteit een universitaire instelling met Germaanse oriëntering te maken. Professoren werden ontslagen en ex-activistische hoogleraren werden aan de universiteit opgedrongen. Naarmate de oorlog vorderde kwamen er ook meer weerstandskernen aan de Gentse universiteit.
In de tweede helft van de twintigste eeuw groeide de Gentse universiteit uit tot een massa-universiteit. Daar waren de maatregelen voor de democratisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, die in de jaren vijftig en zestig werden ingevoerd, zeker niet vreemd aan. De Universiteit Gent had in 1949 al een Sociale Dienst voor Studenten opgericht en het studentenrestaurant De Brug geopend, waar studenten dagelijks een middagmaal aan lage prijzen konden nuttigen. Toen in 1954 bij wet het Nationaal Studiefonds werd opgericht, om studiebeurzen te verlenen aan begaafde en minvermogende jongeren, steeg de studentenpopulatie opvallend snel. In 1953 waren er voor het eerst meer dan 3000 studenten ingeschreven, in 1959 werd de kaap van 4000 studenten overschreden, en tegen 1969 waren dat er meer dan 11.500. In 1964-1965 protesteerde de Universiteit Gent wel fel tegen de universitaire expansiewet, die tal van nieuwe universiteiten in het land wou oprichten.
Intussen breidde de universiteit het aantal faculteiten uit van vier naar elf, meestal door een aantal ‘scholen’ of ‘instituten’ die aan een van de bestaande faculteiten geassocieerd waren, te verzelfstandigen tot een volwaardige faculteit. Als eerste werden de Technische Scholen omgevormd tot Faculteit Toegepaste Wetenschappen in 1957. Daarna volgden de faculteiten Economische Wetenschappen in 1968, Diergeneeskunde in 1968, Psychologische en Pedagogische Wetenschappen in 1969, Bio-ingenieurswetenschappen in 1969, Farmaceutische Wetenschappen en als laatste Politieke en Sociale Wetenschappen in 1992.

De Gentse universiteit kon niet ontsnappen aan de stroom van de wereldwijde studentenprotesten in de jaren zestig. In Gent kenden de protesten hun hoogtepunt in maart 1969, toen de Blandijn bezet werd door studenten en tot ‘Studentoraat’ werd uitgeroepen. Ook het rectoraat werd voor het eerst in de geschiedenis van de universiteit bezet door studenten.[9] Enkele jaren later werd het universiteitsbestuur hervormd: voortaan zetelden er naast professoren ook vertegenwoordigers van de studenten, van de assistenten en van het overige personeel, en externen van de ‘openbare instanties, politieke, sociaal-economische en culturele milieus’. De zwaarste studentenrellen zouden overigens pas volgen in 1978, tijdens de protesten tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld tot 10.000 BEF.
In 1991 kreeg de universiteit door een decreet van de Vlaamse Gemeenschap een grotere autonomie. De officiële benaming wijzigde van Rijksuniversiteit Gent (RUG) in Universiteit Gent. De afkorting RUG werd nog enkele jaren behouden vanwege de herkenbaarheid, maar werd in 2003 vervangen door de afkorting UGent.
Tussen 1991 en 2005 zag de Universiteit Gent haar studentenaantal verdubbelen tot ongeveer 28.000 studenten, in het academiejaar 2012-2013 waren er reeds 34.000 studenten met meer dan 40.000 inschrijvingen. Door de integratie zullen er in 2013-2014 ongeveer 6.500 studenten bij komen.

Officiele website UGent

https://www.ugent.be/nl