Brugse Poort of walpoort 

Tijdens de uitbreiding van Gent naar het noordwesten toe werd, aan het einde van de dertiende eeuw, grotendeels op de opgevulde stadsgracht, de Waaldam, een versterkte poort gebouwd: de Waalpoort, ook de Brugs poort genoemd. Poort en dam bleven tot in de negentiende eeuw bestaan. Ondertussen werd de Brugse poort in de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw gerestaureerd of herbouwd. In de zeventiende eeuw werd  De poort, waarschijnlijk uit noodzaak, breder en monumentaler opgetrokken. Na de voltooiing van de "Brugse vaart" in 1624 en de intense bedrijvigheid die bij de Waalpoort was ontstaan door de bargies die kort daarop tussen voornoemde steden door de Staten van Vlaanderen werden ingelegd, was ook het verkeer aldaar sterk toegenomen. In het begin van de 18de eeuw was de Brugse poort aan herstelling toe en ongeveer honderd jaar later, tijdens de Franse bezetting, werd er een wachthuis in empirestijl aan toegevoegd, hetgeen te merken is op een lithografie van A. Saurel, omstreeks 1850 getekend. De oude Brugse poort bevond zich ongeveer middenin de huidige Noordstraat.

Buiten de poort liep de heirweg naar Brugge in de richting van Mariakerke. Hij vormt nog altijd de ruggengraat van de wijk, onder de benamingen Noordstraat, Phoenixstraat, Bevrijdingslaan en Brugsesteenweg. De weg was een deel van de belangrijke landweg Brugge - Keulen, de verbinding van de Noordzee met de Middenrijn.

Toen de calvinisten, onder Jan van Hembyze en Frans van Ryhove, in 1577 meester van de stad waren geworden, besloten ze nieuwe fortificaties te laten bouwen. Een tweede poort maakte deel uit van deze gordel. Opgericht aan het nu bestaande kruispunt van de Brugsepoortstraat-Noordstraat en de Contributiestraat-Begijnhoflaan, stond deze poort op de as van haar naamgenote. Gezien de miserabele toestand waarin de tweede poort verkeerde, werd deze in 1782, op bevel van keizer Jozef II gesloopt.

 

De stadspoorten werden elke avond gesloten. Tijdens de wintermaanden (vanaf 1 november tot begin februari) opende men de stadspoorten enkel om halfzeven 's ochtends en sloot men ze reeds opnieuw om vijf uur in de namiddag. Gedurende de zomerperiode (vanaf 15 mei tot begin oogst) bleven ze open vanaf drie uur in de vroege morgen tot halftien 's avonds. Voor de rest van het jaar veranderde de uurregeling al naargelang het lengen of korten van de dagen. Wie buiten de vooraf bepaalde uren in of uit de stad wou, betaalde "poortgeld". Nadat de Coupure (tussen 1751 en '53) was gegraven, legde men tussen de Brugse Vaart en voornoemd kanaal een balk die de doorgang voor het verkeer te water versperde. Tijdens de graafwerken van de Coupure was er, tussen de binnenstad en het Rooigem gehucht een weg ontstaan. Daar kon men een bepaalde tijd de stad in en uit zonder poortgeld te betalen. Doch de stadsmagistraten grepen spoedig in. Ze lieten, ca. 1755, over de zgn. "Driegatenbrug" waar de gracht der stadsvesten in de Brugse vaart uitmondde, twee paviljoenen bouwen waartussen twee metalen bekkens de toegang afsloten. Gelegen op het huidige Jan van Hembyzebolwerk heette dat complex officieel de "Porte de Secours" of hulppoort, waar ook poortgeld werd geheven. Om echter de groenteboeren, de melkverkopers en marskramers die naar de stad kwamen, tegen afpersing te beschermen, werd vanaf december 1789, vanwege het stadsbestuur, toezicht aan de poorten gehouden. Het innen van poortgeld werd immers aan particulieren verpacht. Vanaf 1816 werd er tevens octrooi geheven, een tol op dranken, eetwaren, brandstof en bouwmaterialen. Dat geld ging naar de stadskas.

 

Even nog dit. Toen koning Leopold I op 18 juli 1831 uit Londen, over Calais en De Panne, per rijtuig Gent passeerde, ontving hij aan de Brugse Poort de sleutels van de stad uit de handen van baron Charles Coppens, burgemeester van Heusden-Melle en bevelhebber van de Gentse openbare veiligheidsdiensten.

Met de afschaffing in 1860 der octrooirechten werden de stadspoorten overbodige monumenten. Zo ook de Brugse Poort die tijdens de volgende maanden werd gesloopt Dat zou een der oorzaken worden van de geweldige aangroei van de bevolking en de urbanisatie in het Rooigem gehucht en de latere Brugsepoortwijk.