De Bijloke

Met het ziekenhuis de Bijloke bezit Gent één van de oudste en grootste instellingen van die aard in het land, en zonder overdrijven in heel West-Europa.Al voor de dertiende eeuw waren personen in de industriestad Gent begaan met het lot van de arme zieken. Omstreeks dezelfde periode (ca 1204) had de edele dame Ermentrude Uutenhove-Leliaerts, naast de Sint-Michielskerk, met de inkomsten van haar goederen een 'domus hospitalis' laten bouwen. Dit huis droeg de naam van de Heilige Maria en nam armen en zieken, zowel geestelijken als reizigers voor herstel op. In die tijd werden alleen mannen opgenomen en de behoefte om ook vrouwen toegang te bieden drong zich op. Daarbij zorgde de enorme toevloed van zieken voor plaatsgebrek zodat een uitbreiding noodzakelijk was. Er werd besloten de patiënten een ander onderdak te bezorgen. Het Sint-Maria-ziekenhuis kreeg, voor het bouwen van een groter ziekenhuis, op Ekkergem drie bunder grond toegewezen, een hellend weiland met veel biezen, aan de Leie grenzend en dat de naam Bilokeveld droeg. Bijloke zou dan zo veel betekenen als een beperkt, afgesloten, beloken gebied. In 1228 kwam de overbrenging van de patiënten op gang. Tegelijkertijd werd, naar vaste middeleeuwse gewoonte, bij dit ziekenhuis een kapel gebouwd en werd een klooster van Cisterciënsen aan het jonge ziekenhuis gehecht. Deze orde werd geacht het onderhoud en het bestuur van het ziekenhuis te verzekeren. De abdissen die aan het hoofd van de Bijloke stonden hebben met hun Cisterciënzen de armen, die hen door de burgerlijke en geestelijke overheid voor verzorging toevertrouwd werden, verpleegd. Ze hebben ook op de ontwikkeling van het ziekenhuis een grote invloed uitgeoefend en altijd een voorname rol gespeeld. Door het uitstekende beheer van de hun toevertrouwde goederen werden op tijd en stond ziekenzalen bijgebouwd, wanneer bleek dat men te eng behuisd was voor de wisselende en soms prangende verplegingsnoden van een bedrijvige stad. Een stad waar meer dan eens zware epidemieën huis hielden, die blootstond aan militair geweld en waar gekwetste militairen van diverse legers onderkomen en verzorging moesten krijgen.

Tijdens de pestepidemie van 1574-1575 stierven 1100 patiënten in de Bijloke en moest men vreemden huren voor de verpleging. In 1630 waren er maar 40 patiënten, doch in 1646 moest men het hoofd bieden aan een plotse toevloed van 500 gekwetste soldaten. Vanaf de jaren negentig van de 18de eeuw beginnen de moeilijkheden met de opeenvolgende regeerders, Oostenrijkers en Fransen. Op 14 september 1796 komt de wet op de afschaffing van de kloosters. Een jaar later, in december, moet de pastoor van de Bijloke verhuizen en worden de goederen verbeurd verklaard. Op 4 maart 1798 worden 50 nonnen en lekenzusters uitgedreven, drie dagen later de overige religieuzen manu militari op straat gezet. Van dan af werden de zieken verzorgd door leken. Overal heerste wanorde, het linnen werd niet meer gewassen, de patiënten raakten vervuild, het huispersoneel verwaarloosde zijn taak, enz. Zo kon het niet verder en reeds in 1799 dacht men eraan de zusters terug te roepen. Dokter P.E. Wauters, een vooraanstaand Gents geneesheer, bepleitte de noodzakelijkheid van hun terugkeer bij de Commissie van Burgerlijke Godshuizen en op 17 juni 1802 mochten de zusters Cisterciënzen het bestuur van het ziekenhuis en de verzorging van de patiënten terug opnemen, zij het nu in de betaalde dienst van de Commissie van Burgerlijke Godshuizen. In 1807 werd aan de laatste abdis, de ziekelijke Sabina Bruggheman, het bestuur van de Bijloke afgenomen en aan kanunnik Triest overgedragen. Dit betekende een enorme verbetering, nieuwe personeelsleden en artsen werden aangeworven. Tien jaar later werd het bestuur van het ziekenhuis terug aan de kloosteroverste, nu geen abdis meer genoemd, toevertrouwd.

De in 1816 gestichte universiteit had een medische faculteit, die de klinische opleiding van jonge artsen op de schouders gelegd kreeg - die opdracht vervulde ze zo goed mogelijk in de Bijloke, onder leiding van de aldaar werkende geneesheren, van wie de meesten ondertussen hoogleraar geworden waren. In de loop der eeuwen verrees rondom de gotische hospitaalzaal uit 1228 een gebouwencomplex dat, voor de noodwendigheden van 1830, niet volstond. Wanneer, kort na elkaar, epidemieën van tyfuskoorts, cholera en pokken uitbraken, kon de Bijloke haar taak niet aan.

Jozef Kluyskens (1771-1843), eerste professor in de chirurgie, spande zich het meeste in voor de bouw van een nieuwe Bijloke. Wie ook zijn gezag in de weegschaal wierp voor de vernieuwingsprojecten was chirurgisch hoogleraar Adolf Burggraeve (1806-1902), zonder de psychiater Jozef Guislain (1797-1860) te vergeten. Het waren dus vooral universiteitsprofessoren die in deze op de bres stonden en de zaak eindelijk doorduwden.

Het nieuwe ziekenhuis kwam er van 1864 tot 1878 volgens de plannen van architect Ad. Pauli. Zijn hoofdkenmerk was: ziekenzalen voor vrouwen, mannen en kinderen in afzonderlijke paviljoenen die op een brede verbindingsgang uitgaven, met centraal gelegen kapel, operatiekwartier, apotheek, kantoren, keuken, linnenkamer, consultatieruimten, enz. De oude gotische zaal van 1228 werd ongeschonden in het geheel behouden, maar functioneler gemaakt. De oude kapel, naast de gotische zaal, werd het lijkenhuis met bijhorende sectiekamer. Later volgden een grote wasserij met ontsmettingsinrichting, een laboratorium en interne faciliteiten voor inwonende studenten, knechten en meiden. Ook isoleercellen voor pokkenlijders, TBC- en tyfuspatiënten werden ruimschoots voorzien. De universiteit kreeg plaats ter beschikking voor een nieuw anatomisch instituut (1879) met museum, snijkamer, laboratoria voor weefsel- en operatieleer en ontleedkunde. De Cisterciënzen bekwamen in het klooster alles wat ze wensten voor de huisvesting van de zusters en hun religieuze activiteiten. Zo is in de 19de eeuw de Bijloke uitgegroeid tot een ziekenhuis dat zijn stand in de Gentse samenleving royaal kon ophouden; in de 20ste eeuw is het die reputatie trouw gebleven. In de Tweede Wereldoorlog werd een deel van de Bijloke door de Duitsers als Krieglazarett gebruikt en werden de schuilkelders gebouwd die er nu nog te zien zijn. In een paar zalen van de gewezen abdij werden toen gesekwestreerde publieke vrouwen ondergebracht. In de loop van de zeven en halve eeuw beleefde de Bijloke een bewogen geschiedenis en was het een draaischijf van historische gebeurtenissen.

In 1983 sloot het ziekenhuis haar deuren om aan de H. Dunantlaan te herrijzen, uitgedost in een nieuw kleed, verjongd en vergroot, de onmisbaarheden van de moderne tijd tegemoet. Verhuis naar de Nieuwe Bijloke In 1982 verhuisde De Bijloke van de middeleeuwse gebouwen naar een nieuw gebouw op de H. Dunantlaan. Hier werd een volledig nieuw ziekenhuis gerealiseerd waar alle diensten en patiënten naartoe verhuisden. Oorspronkelijk werden naast de 726 bedden voor de patiënten ook medisch technische diensten voorzien zoals kine-, hydro- en ergotherapie.

In de ziekenzaal van de oude Bijloke werd het Muziekcentrum De Bijloke geopend, waarin ook het auditorium en het bibliotheekgebouw zijn opgenomen. Ook de Hogeschool Gent en het Stam zijn terug te vinden op deze site.

Fusie met Institut Moderne

De Nieuwe Bijloke bleek na verloop van tijd de geschikte fusiepartner voor Institut Moderne. Dit lekenhospitaal werd opgericht in 1910 door een groep invloedrijke, vrijzinnige Gentenaars. Door de nieuwe normen van de overheid, was het Institut Moderne te klein geworden om als zelfstandige entiteit te overleven. In 1998 ontstond een fusie met De Bijloke. De beide sites kregen toen ook de naam Jan Palfijn mee. Anno 2012 is het gebouw van de vroegere Nieuwe Bijloke, nu Jan Palfijn, na 30 jaar toe aan een totale renovatie. Deze zal een aantal jaren in beslag nemen en zowel de binnen- als de buitenkant van het gebouw zal er totaal anders gaan uitzie

 

 

1229 - 1929. 7 eeuwen Bijloke

Op 28 juli 1929 werden de Cistercienserzusters van de Bijloke in een feestelijke gestoet begeleid naar het stadhuis. Dit ter ere van hun zevenhonderd jar bestaan als Bijloke Ziekenhuis.

Er was door de toenmalige Mariakring een historische stoet georganiseerd die het geheel nog veel feestelijker maakte.

Bijlokemuseum

In 1928 werd het museum van Gentse oudheden ondergebracht in de Bijlokeabdij.

In 2010 werd het STAM geopend op de Bijlokesite