Gravensteen    Cité Hulin

Wanneer het gerechtshof in de achttiende eeuw verhuist, komt het gebouw onder de veilinghamer terecht. De opbrengst moet respectievelijk de Oostenrijkse en de Franse staatskas spijzen.

Architect Jean-Denis Brismaille koopt het eerste lot. Naast de toegangspoort van het Gravensteen komt een directeurswoning waar hij zelf intrekt. De burcht vormt hij om tot een industrieel complex waar zich katoenspinnerijen en een metaalconstructieatelier vestigen. Op het vrij liggend terrein van de burcht bouwt hij een beluik waar een vijftigtal arbeidersgezinnen onderdak vinden. Het tweede lot wordt eigendom van Ferdinand Jan Heyndrickx, industrieel en schoonbroer van Lieven Bauwens. Ook hij start met een katoenspinnerij.

In die periode verschilt het kasteel qua uitzicht weinig van andere typische Gentse arbeiderswijken. Enkel de oude toegangspoort herinnert aan het middeleeuwse verleden. Het Gravensteen staat voortaan bekend als de Cité Hulin, naar de schoonzoon van Jean-Denis Brismaille die dan eigenaar is van de meeste huizen in het Gravensteen.

Op het einde van de negentiende eeuw verhuizen de bedrijven naar de rand van de stad. Men wil het vervallen gebouw slopen en verkopen als bouwgrond. Gelukkig is er geen interesse voor het project en begint het Gentse stadsbestuur samen met de Belgische staat de site in verschillende fases terug te kopen uit particulier bezit. Bij de daaropvolgende restauratie, kiest architect Jozef De Waele voor een romantische interpretatie van het kasteel van Filips van de Elzas kiest. Vanaf 1907 is het Gravensteen publiek toegankelijk. De Wereldtentoonstelling in 1913 betekent voor het Gravensteen het begin van haar reputatie als grootste toeristische trekpleister van Gent.

n de 19deeeuw stonden er binnen de muren van het Gravensteen een 50tal woningen, 2 spinnerijen, een metaalatelier en natuurlijk ook hoe kan het anders ook een herberg. In de nacht van 31 mei geschiede er een grote brand en er werd een nieuwe fabriek gebouwd

Een politie verslag uit 16 juni 1867 melde men dat er 45 huisgezinnen waren.              Laat ons dan nog eens minimum 2 kinderen per gezin rekenen. Veel plaats hadden ze niet om er te leven want op deze beperkte oppervlakte waren en dan nog  een 5tal fabriekjes aanwezig

https://beeldbank.stad.gent/

Voor de beschrijving van huizen en straten verwijs ik naar

https://beeldbank.onroerenderfgoed.be/images?text=gent

Mijn dank aan Lut Laureys voor de hedendaagse foto’s

https://www.facebook.com/media/set/?set=a.10200251597674629&type=3