Nieuwenbosch , Nouveau Bois

Voormalige cisterciënzerinnenabdij "Nieuwen-Bosch", heden klooster en Instituut van de zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Namen.
Oprichting in 1204 van een gemeenschap van religieuzen door Geertrui en Fulco van de befaamde Gentse patriciërsfamilie Utenhove. Hun klooster te Lokeren naar de plaats zogenaamd "den Oudenbosch" wordt in 1215 als cisterciënzerinnenabdij erkend. Ook zogenaamd Onze-Lieve-Vrouw ten Bosch, Sancta Maria de Bosco en ook Nonnenbosch. Overplaatsing van het klooster naar Heusden bij Gent in 1247. Vanaf 1307 vermeld onder de naam Nieuwen-Bosch. Tijdens de godsdiensttroebelen in 1578 worden de kloosterlingen verjaagd. Vinden elkaar in 1584 terug in hun refugiehuis te Gent. Tussen 1584 en 1594 verwerft de abdis verscheidene huizen en stukken grond in een wijk de zogenaamd "Groene Hoye" tussen Nederschelde en Opperschelde, begrensd door het Klein Begijohof en de Lange Violettestraat. Nemen in 1598 hun intrek op de "Groene Hoye" en beginnen aan de opbouw van de kloosterkerk die in 1600 door de bisschop van Gent wordt ingewijd. Eind 1796 worden de cisterciënzerinnen verjaagd en hun klooster openbaar verkocht. Kort nadien wordt er ondermeer een school in ondergebracht en een katoenfilature die in 1820 uitbrandt. De congregatie van de zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Namen, gesticht door de Heilige Julie Billiart, bezat sinds 1809 een armenschool in de Sint-Pietersnieuwstraat en richt in 1809-1810 een tweede op in een gedeelte van de gebouwen van de abdij van Nieuwen-Bosch. In de loop der jaren betrekken zij alle gebouwen van de voormalige abdij. Hun klooster en onderwijsinstelling bleef er tot op heden gevestigd.
Grotendeels behouden 17de-eeuwse gebouwen, met uitzondering van het gesloopte kwartier van de abdis en de in begin 19de eeuw door brand vernielde gebouwen. De oude kloostergang bestond uit rondom een niet volledig gesloten rechthoekig hof gerangschikte panden en een kapel met westtoren aan de noordelijke kant van de hof. De kapel werd aanzienlijk verfraaid eind tweede kwart 17de eeuw. In de 18de eeuw werden de overige kloostergebouwen vergroot en verbouwd naar ontwerp van architect Bernard De Wilde. Vrij uitgestrekte hovingen bevonden zich aan de oostelijke en zuidelijke kant. In 1751 ging een deel van de gronden aan de oostkant verloren bij het rechttrekken van een bocht aldaar in de Nederschelde. Van begin 19de eeuw af werden de gebouwen aan hun nieuwe functie aangepast. Uitbreiding met nieuwe vleugels voor schoollokalen voornamelijk midden 19de eeuw op de westkant van het terrein tussen de oude abdijgebouwen en de Lange Violettestraat. Door het trekken van de spoorlijn en de aanleg van de Vander Bruggensteeg, later Tweebruggenstraat, in 1857, werd een gedeelte van het gebied van Nieuwen-Bosch afgescheiden; een overdekte doorgang over de straat voorzag in een verbinding met de geïsoleerde gebouwen van de abdij. Tegen de zuidmuur kwam een bakstenen nieuwe bouw midden derde kwart 20ste eeuw tot stand terwijl aan de westkant ook lokalen toegevoegd werden. Eind 1977 kwam een nieuwe bouw aan de Lange Violettestraat klaar die het grootste gedeelte van de vroegere voortuin aldaar beslaat.
De kapel ontvouwt een eenbeukige ruimte van zes traveeën uitlopend op een driezijdige koorsluiting en met vierkante westtoren. Afgedekt met zadeldak (leien) waarvan het noordelijk dakschild bezet is met zes kleine dakkapellen. Eerstesteenlegging in 1598 en ingewijd in 1600. Stenen overwelving van 1642. Nieuwe bevloering en nieuwe glasramen van 1643. Klokkentoren begonnen in 1644, metselwerk beëindigd in 1653. Het houten bovenste gedeelte kwam volgens archiefstukken in 1652 tot stand.
Vierkante westtoren met vier geledingen van baksteen en Balegemse zandsteen, afgelijnd door een omlopende geprofileerde lijst, een uitspringende kroonlijst op consoles en tenslotte een balustrade met postamenten bekroond met een bolornament op de hoeken. Daarboven, een octogonale houten romp met leien bekleding verlicht door acht kleine dakkapellen, afgedekt met een koepelvormige bedaking waarop een achtkantige lantaarn volgt met een dubbel ingesnoerde peerspits. Prachtvoorbeeld van barokke bouwkunst. Bakstenen gedeelte, opeenvolgend horloge- en klokkentoren, geleed door omlopende zandstenen banden en voorzien van hoekblokken. De tweede geleding vertoont aan de westkant deels bewaarde vleugelstukken afgelijnd door platte banden welke voorheen op voluten uitliepen; voorts met centrale rondboognis met beeld van Heilige (?), in een geriemde omlijsting met oren, geprofileerde gebroken kroonlijst onder een sterk verweerde zandstenen cartouche (?). De zuid- en noordkant zijn versierd met een blind omlijst steekboogvenster met gebogen druiplijst onder gelijkaardige eveneens sterk verweerde cartouches, noordkant gedateerd 1761 boven het steekboogvenster. Brede omlopende geprofileerde kroonlijst voorheen met balustrade, heden vervangen door een eenvoudige ijzeren leuning. De derde geleding toont aan elke zijde een ronde horlogeplaat in een zandstenen omlijsting met gebogen druiplijst. Vierde geleding met steekboogvormige galmgaten in een vlakke zandstenen omlijsting met oren en gebogen druiplijst. Werd sinds 1969 gerestaureerd met Massangissteen.
De kloostergang uit de 17de eeuw werd in de 18de eeuw grotendeels herbouwd. De twee kloosterpanden die uitzien op de rechthoekige binnentuin, de westvleugel, de zuidvleugel tot de aanzet van de oostvleugel en de zes eerste traveeën van de oostvleugel werden naar ontwerp van architect Bernard De Wilde in 1733 verbouwd; het verlengde van de zuidvleugel in 1758. De verbinding tussen de oostvleugel en het koor van de kapel kwam slechts in tweede helft 19de eeuw tot stand. Tot dan was de binnenkoer van het klooster niet volledig gesloten. Westelijke buitengevel met zes traveeën en twee bouwlagen, met zadeldak (leien) voorzien van twee kleine en een grotere dakkapel. Verankerde en witgeschilderde bakstenen lijstgevel, gedateerd 1654 op twee grote vierkante gesculpteerde gevelstenen. Steekboogvormige benedenvensters en deur in vlakke omlijstingen met gebogen druiplijst.
De schoollokalen van de lagere school en kindertuin zijn ondergebracht in vleugels opgetrokken vanaf vierde kwart 19de eeuw parallel of haaks op de Tweebruggenstraat en gerangschikt rondom een kleine en grote rechthoekige binnenkoer.