Jodenstraat

Huidige straatje tussen Gouvernementstraat en François Laurentplein is een deel van het vroegere zogenaamde "Borresteghe" naar de Borreput bij de Kalandenberg, nog behouden in de huidige Borreputsteeg. Het straatbeeld wordt overwegend bepaald door zijgevels en tuinen van het gebouwencomplex van het zogenaamd "Gouvernementshotel" en van het hoekhuis met de Gouvernementstraat.

 

Is het bestaan van een ‘Jodenstraat’, een onooglijke straat hartje Gent, een immateriële getuigenis van een vroegere Joodse aanwezigheid? Er zijn in middeleeuwse schriftelijke bronnen sporadische meldingen over de aanwezigheid van Joden in de stad Gent. Logisch, want Gent was op dat moment één van de belangrijkste steden in West-Europa. Veel komen we in die bronnen over het Joodse leven zelf niet te weten. Dit laatste liet de overheid dan weer niet onverschillig, in dit geval de Vlaamse graven. Het territorium waar deze graven over regeerden, omvatte (binnen de huidige Belgische staatsgrenzen) alleen de provincies Oost- en West-Vlaanderen. In 1125 verbood de Vlaamse Graaf Karel de Goede, de Joden nog langer op zijn grondgebied te verblijven. Deze maatregel lag in het verlengde van zijn deelname aan de kruistocht – een ‘must’ voor elke rechtgeaarde vorst uit die tijd. In de loop van de 13de eeuw werden de Joden opnieuw getolereerd en naar aanleiding van het uitbreken van ’De Zwarte Dood’ (een pandemie, die Europa in de greep had van 1347 tot 1351) opnieuw verdreven. Het gerucht verspreidde zich overal, dat de Joden hieraan ten grondslag lagen, ondermeer door het vergiftigen van de waterputten.

Pas in de 18de eeuw duiken heel concrete sporen van Joodse activiteit in Gent op. Deze bronnen brengen ons het relaas van een lange strijd om een eigen Joodse begraafplaats. André Capiteyn beschreef ”hoe de Gentse Joden aan hun eigen kerkhofje kwamen en hoe ze het weer kwijt raakten” in “Ghendtsche Tydinghen”, 1984.

De grondwet van de nieuwe Belgische staat stond in zijn tijd (1831) model als een parel van eenvoud en liberale vooruitstrevendheid: godsdienstvrijheid (naast persvrijheid) was er een belangrijke punt in. Het duurde nog wel even vooraleer de wettelijke regeling van dit principe afgerond werd. Pas met het Koninklijk Besluit van 7 februari 1876 werd de erkenning van de Gentse Israëlitische Gemeente, samen met gelijkaardige gemeentes in vier andere Belgische steden (Brussel, Antwerpen, Luik en Aarlen) helemaal officieel.

In het begin van de 20ste eeuw is de Gentse universiteit een aantrekkingspool voor Joodse studenten uit Centraal- en Oost- Europa, waar zij niet echt welkom waren in de lokale universiteiten. Tussen 1922 en 1935 studeerden er enkele honderden Oost-Europese Joden aan de universiteit. Dit stopt na 1935 met de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Ze studeerden er toegepaste wetenschappen (ingenieur) of geneeskunde. Zowat alle mannelijke studenten werden ingenieur, de vrouwelijke studenten werden arts. Een logische keuze, want dit zijn op de praktijk gerichte studies waar men overal mee aan de slag kan. Als studenten waren deze nieuwkomers aanwezig in Gent, zonder echt lid te zijn van de lokale gemeenschap. Ze stonden ver van de godsdienstige tradities van hun ouders, waartegen ze soms in opstand kwamen. Ze waren dan ook niet geneigd om aan religieuze diensten deel te nemen. Ze voelden zich ’modern’, ze hielden er meestal linkse politieke ideeën op na. Er waren geen georganiseerde Joodse studentenorganisaties, wel informele ontmoetingsplaatsen. Op een bepaald moment werd een Joods restaurant opgericht. Het leverde degelijk voedsel tegen een scherpe prijs, dus kwamen de studenten erop af.

Hoewel dit niet zo bedoeld was, bleven veel studenten na hun studies gewoon in Gent. Er waren carrièremogelijkheden in de industrie en men kon er in alle vrijheid leven. De familie Levin is hier een mooi voorbeeld van. Dochter Eliane Sperling-Levin getuigt:

“Mijn moeder kwam naar Gent vanuit Siedlce (Oost-Polen) om geneeskunde te studeren. Toen de Gentse universiteit enkele jaren geleden een overzichtstentoonstelling over de eerste vrouwelijke universiteitsstudenten hield, bleken velen van hen Joods en Oost-Europees te zijn. Mijn moeder was één van die eerste vrouwelijke pioniers. Zij studeerde af als arts in 1932 en werd vervolgens ingeschakeld (al gebeurde dit niet officieel) in de dienst van de toen zeer befaamde Vlaams nationalistische gynaecoloog, professor Daels. Mijn vader kwam vanuit Warschau naar Gent om er ingenieur te worden. Hij kwam uit een ‘gemiddeld religieus’ gezin. Hij werd resoluut links, maar met een terecht wantrouwen ten aanzien van het stalinisme. Het was voor hem overduidelijk dat één en ander behoorlijk mis liep in de Sovjet-Unie. Het zionisme vond hij onrealistisch en belachelijk. Er was dan ook bij ons thuis weinig ruimte voor het judaïsme. Ik moet wel zeggen dat mijn vader later van mening veranderde. Na de oorlog en de stichting van de staat Israël had hij de moed om toe te geven dat hij zich vergist had en werd hij zeer zionistisch. Maar toen waren mijn kinderjaren voorbij”.

Toen de oorlog uitbrak was de Pool Michaël Lustig rabbijn van de Israëlitische Synagoge te Gent. De Gentse Joodse gemeenschap telde toen zo’n 260 leden, 20% van hen waren Belgen, tegenover 6% gemiddeld op het nationale vlak. Enkele families besloten onmiddellijk na de Duitse inval het land te verlaten.

Eliane Sperling- Levin getuigt over haar vlucht als kind: “Op 15 mei 1940 (5 dagen na het begin van de Duitse invasie) besloten mijn ouders halsoverkop het land te verlaten. We waren met z’n zessen: mijn ouders, oudere zus en ik. Maar ook mijn grootmoeder langs moederskant, die toen in Brussel woonde, ging met ons mee en een Poolse (aangetrouwde) oom langs vaderskant, die als communist naar Gent gevlucht was, uit schrik voor het toenmalige extreem rechtse regime van Pilsudsky in dat land. Veel bagage hadden we niet bij. Op aandringen van de Poolse oom, een ‘ervaringsdeskundige’, namen we vooral niet bederfbare mondvoorraad mee. We namen gewoon de tram naar Geraardsbergen, dit was de meest zuidelijke plaats die met de tram van de Buurtspoorwegen vanuit Gent te bereiken was. Uiteindelijk kwamen we in Canada terecht…in 1943”.

Ook de familie Bloch sloeg op de vlucht, hoewel zij de Belgische nationaliteit had.

Jacques Bloch was toen amper 12 jaar, maar hij herinnert zich alles nog haarscherp: “Mijn vader wist maar al te goed wat er aan de hand was. Voor de oorlog waren verschillende van onze familieleden uit Duitsland via Gent gevlucht. Maar ook veel Duitse Joden, die geen familie waren kwamen bij ons terecht. Ze werden allemaal door mijn vader aan tafel uitgenodigd. Waarover ze het dan hadden verstond ik niet, want ze spraken Duits en ik was een kleine jongen. Ik weet dat mijn vader op een bepaald moment naar Duitsland ging om een neef te helpen geld het land uit te smokkelen. Op dat moment mochten de Joden in Duitsland nog het land verlaten, maar ze mochten geen geld meenemen. Op woensdag 15 mei 1940 waren de Duitsers door hef Belgische front gebroken: hét moment om te vluchten. De hele familie vertrok, op mijn grootmoeder na. Op het allerlaatste moment besliste ze om achter te blijven: volgens haar was vluchten niet nodig. Zij kende de Duitsers van de eerste wereldoorlog en wist wel hoe ze met hen moest omgaan. We namen een taxi naar Oostende, want we wilden naar Engeland. In Oostende kwamen we in een massa volk terecht. Naar Engeland vertrekken lukte niet omdat alleen Engelse burgers een plaats op de boot konden bemachtigen. Uiteindelijk zijn we er na een hele omweg in geslaagd om in Portugal in te schepen naar New York”.

De voornaamste Joodse feesten werden (en worden) binnen de Joodse gemeenschap van Gent op passende wijze gevierd. Voor Rosj Hasjana (het Joodse nieuwjaar) en Jom Kipoer (de grote verzoeningsdag) zijn er elk jaar diensten. Ter gelegenheid van Chanoeka worden latkes en souvganiot gegeten en krijgen alle aanwezige kinderen een dreidel en een geschenk. Bij Toe bishvat worden nieuwe vruchten gezegend en ook opgegeten natuurlijk. Poerim beperkt zich momenteel in Gent tot de voorlezing van het boek van Esther, maar ooit was het anders. Naar aanleiding van het Joods carnaval werden op een bepaald moment grootscheepse ‘Poerimspiele’ ten tonele gebracht, waar tot 200 mensen op afkwamen. Het absolute hoogtepunt was de opvoering ‘Poerim on Broadway’ onder de professionele leiding van Hannah K. Het was een soort musical waarbij het verhaal van Poerim gezongen werd op melodie van de gekende nummers van de klassieke musical. ‘Het Zwanenmeer’ was ook een succesnummer: volledig naar het werk van Tsjaikovski, maar met dit verschil dat de danseressen in witte tutu allemaal mannen waren. De lat lag op een bepaald moment zo hoog dat niemand daarna nog iets durfde ondernemen omdat het moeilijk was het niveau te evenaren. De ‘Poerimspiele’ waren de enige activiteiten waarvoor er inkomgeld gevraagd werd. De opbrengst ervan ging naar WIZO en KKL. Later (eind jaren ’90) werd nog een ‘Poerimspiel’ door de kinderen opgevoerd. Voor de tekst en het decor zorgden de ouders, de regie gebeurde door een gewezen televisieomroeper. Het was een niet te vergeten ervaring voor alle jonge deelnemers. Ter gelegenheid van Pesach is er elk jaar een gemeenschappelijke seder. Daarbij wordt ma nishtama gezongen door een kinderkoor, dat nadien op zoek kan gaan naar de afikoman.

 

Er is in Gent nooit doelbewust een synagoge ontworpen en gebouwd. Wel zijn, in de loop der tijden, verschillende locaties als synagoge gebruikt. Soms werd de woning van de rabbijn daarvoor aangewend. Juist voor de oorlog was dit het geval voor het huis van Michaël Lustig aan de Coupure. Aan de gevel van dat huis werd een gedenkplaat aangebracht ter nagedachtenis van de in de Shoah overleden rabbijn. In 1977 werd een industrieel bijgebouw van een woning omgebouwd tot synagoge. De verbouwing en restauratie gebeurden door het werk en de inzet van een aantal leden. Er werd niet veel geld uitgegeven, maar er werd des te meer tijd en arbeid geïnvesteerd. Om zelf de elektriciteit te kunnen leggen, volgde een universiteitsprofessor zelfs een opleiding tot elektricien. Anderen hebben de muren geschilderd, met de bekende synagoge van Djerba als lichtend voorbeeld. Dat blijkt uit het gebruik van mooie pastelkleuren: mauve, lichtgroen en lichtblauw. Een Thorarol kwam er op initiatief van de vader van de vicevoorzitter van de Joodse gemeenschap, Bill Abrahams. Door omstandigheden moest de synagoge verlaten worden eind 1995. Daarna heeft de Joodse gemeenschap onderdak gevonden in een protestants cultureel centrum. De verantwoordelijken van dat centrum sloven zich echt uit om met alle wensen en noden van de gemeenschap rekening te houden. Al jaren lang kunnen de Gentse Joden rekenen op de diensten van de zeer sympathieke voorzanger Eli Monsonego. Er is in Gent geen minjan op shabbat, maar wel op de Hoge Feestdagen. Voor alle belangrijke levensfases komt de gemeenschap bijeen om samen de vreugde of het verdriet te delen.

De Joodse gemeenschap is terecht trots op het monument dat in 1997 tot stand kwam. Het financieren van het monument vergde een grote inspanning van de gemeenschap zelf, maar die kon daarbij ook rekenen op belangrijke bijdragen van het bisdom Gent, de organisatie van de Gentse notarissen en de overheid. Het monument heeft de vorm van een tol en is opgedragen aan de Gentse rabbijn Michaël Lustig en aan alle Gentse slachtoffers van de Shoah. Elk jaar wordt er aan het monument de Kristallnacht herdacht. In samenwerking met de universiteit werd er ook voor gezorgd dat de namen van de Joodse studenten die in de Shoah omkwamen in een gedenkplaat in het peristilium van de aula zijn vastgelegd.

Open voor anderen

In het nabije verleden kwamen nogal wat Israëlische studenten aan de Gentse universiteit studeren, hoewel dit de laatste tijd verminderd is. Ook deze generatie studenten werd met open armen ontvangen. De grap deed de ronde dat de Israëlische studenten 72 uur hadden om zich bij de politie te melden en 24 uur om contact op te nemen met de Joodse gemeenschap. Ze werden geholpen met alle mogelijke praktische beslommeringen die het studeren in een vreemd land met zich meebrengt en ze waren enthousiaste deelnemers aan de Joodse feesten op zijn Gents. Maar ook anderen vonden de weg naar Gent. Een aantal Israëlische hartpatiënten hebben de jongste jaren in Aalst harttransplantaties laten uitvoeren of waren in Gent voor nier- en levertransplantaties. Daarbij werden ze door een aantal Gentse Joden liefdevol ondersteund. Door het langdurig verblijf en de grote afstand van huis was dit heel erg belangrijk voor de betrokkenen. De ‘mitsva van de bikoer cholim’ (de plicht om zieken te bezoeken) werd daardoor met glans vervuld.

Gedurende vele jaren is de Gentse gemeenschap is ook geïntegreerd in ruimere structuren. De gemeenschap is lid van het CCOJB ( Comité de Coordination des Organisations Juives de Belgique), een aantal vrouwen zijn lid van het ‘International Council of Jewish Women’ en van diens Belgische afdeling, de ‘Raad van Joodse Vrouwen’. Eliane Sperling is trouwens voormalig vicepresident van de ‘International Council of Jewish Women’.

De Gentse Joodse gemeenschap kenmerkt zich ook door haar open houding ten aanzien van de niet-Joodse samenleving. Er zijn goede contacten met de stad Gent en een vlotte jaarlijkse samenwerking met het Vredeshuis bij de organisatie van de herdenking van de Kristallnacht. De Joodse gemeenschap werkt ook actief mee aan de officiële 8 mei herdenkingen van de stad en legt een bloemenkrans neer aan het oorlogsmonument samen met de patriottische verenigingen. Voor alle activiteiten wordt samengewerkt met niet-Joodse mensen, zowel vrijzinnigen, katholieken als protestanten.

En verder?

Het is duidelijk dat de Joodse gemeenschap in Gent gedurende de jongste veertig jaar een indrukwekkende staat van dienst heeft afgeleverd. Enkele gedreven leden slaagden er hierbij in om een hele groep met zich mee te krijgen. Maar, mensen worden ouder en omstandigheden veranderen. Door het verdwijnen van de patisserie Bloch is een algemeen gekend eerste contactpunt weggevallen. De gemeenschap zal op dat vlak in de toekomst nieuwe oplossingen moeten vinden. De Joodse gemeenschap in Gent is er na de oorlog in geslaagd om met een kleine groep mensen de Joodse tradities in stand te houden en door te geven. De volgende generatie staat voor dezelfde uitdaging.