Pakhuis  Nieuwpoort

Het kleine pakhuis is voorzien van een vrij imposante voorgevel en werd circa 1895 opgetrokken ten behoeve van een toenmalig voor de Gentse regio kenmerkend textielbedrijf.
De sinds 1838 in Gent gevestigde vlasspinnerij La Lys S.A. kende in de tweede helft van de 19de eeuw een enorme expansie. Vandaar dat La Lys op 8 maart 1895 een bouwaanvraag indiende voor een pakhuis voor vlas.
Het oorspronkelijke ontwerp onderging enige aanpassingen vooraleer het werd aanvaard. Zo bracht men in rode inkt verbeteringen aan op het gevelontwerp om hem op te trekken tot 10,10 meter hoogte. Ook moest La Lys afzien van het plan om de hele oppervlakte van het aangekochte terrein te benutten; het mocht slechts 4/5 van de kavel bebouwen en voorzag daarom op de goedgekeurde plattegrond een koer achter het gebouw.
Of Brouwerij Excelsior, na het verdwijnen van de vlasspinnerij, het gebouw meteen overnam is niet meteen te achterhalen. In elk geval gebruikte ook de brouwerij het lange tijd als pakhuis.
Halfweg de jaren 1980 kreeg het gebouw gaandeweg een culturele bestemming. Eigenaar Trefpunt v.z.w. kocht het aan als uitwijkmogelijkheid voor de Gentse Feesten maar droeg het al vlug over aan Nieuwpoorttheater v.z.w. die er een autonome werking als Kunstcentrum ontplooide.

Het voormalige pakhuis is een rechthoekig, in baksteen opgetrokken gebouw met zadeldak en open dakstoel. De symmetrisch ingedeelde voorgevel bestaat uit twee bouwlagen en drie traveeën. Hij is verticaal geritmeerd door middel van vier pilasters met arduinen sierbanden. Het accent ligt op de middenpartij. Een steekboogvormige omlijsting vat de dubbele houten toegangspoort. Daarboven steekt een groot rondboogvenster, verdeeld in vierkante ruitjes door kleinhoutjes en voorzien van een voluutachtige sluitsteen in arduin. Een gietijzeren ornament in de vorm van een klaverblad staat op de geveltop. Een pseudo-fronton bekroont het middendeel.
De zijtraveeën hebben beide een arduinen plint en kruisraam, gevat in een steekboogvormige omlijsting. Op de verdieping vervangen twee kleinere vensters dit raam; gescheiden door een tussensteun en voorzien van wigvormige ontlastingsbogen worden deze vensters opnieuw gevat in een steekboogvormige omlijsting. Een arduinen lijst, onbeschreven spiegels en een kroonlijst met klossen vervolledigen de gevel.
Oorspronkelijk was de binnenruimte, althans volgens de bij de bouwaanvraag behorende plattegrond, opgedeeld in drie compartimenten. Eventuele sporen zijn echter niet meer terug te vinden.
Het dak rust op vooruitspringende steunberen die de zijmuren een verticaal ritme meegeven en de binnenruimte in zeven traveeën verdelen. De achtergevel bevat drie rondboogvenster, verdeeld in vierkante ruitjes door kleinhoutjes. Drie deuropeningen zijn wellicht later toegevoegd (de ritmiek ervan stemt niet geheel overeen met die van de drie vensters).

Volta

In 1924 werd door de Stad Gent een elektrische centrale (de latere SPE aan de Ham) opgetrokken. Dit gebouw ligt op de zuidelijke grens van het westelijk stadsgedeelte tussen de Brugse Vaart en de Boergoyen: de wijken 'Brugse Poort' en 'Rooigem'. Het betreft een enige overblijvende materiële getuige van de nu verdwenen belangrijke industriële bedrijvigheid die de aanzet vormde voor de urbanisatie van dit deel van Gent en dit vanaf de eerste helft van de 19de eeuw.
In het kader hiervan werd er ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening van een aantal grote bedrijven in de buurt van de Nieuwe Wandeling, en meer bepaald ten behoeve van de katoenfabriek 'La Lys', een onderstation (omvormingsstation) gebouwd (plannen van 1923 getekend door de toenmalige Stadsbouwmeester, Jan-Albert De Bondt). De stilaan geëlektrificeerde bedrijven hadden immers gelijkstroom nodig die het meest geschikt was voor de aandrijving van motorenHet bakstenen bedrijfsgebouw bestaat in hoofdzaak uit een machinezaal met de nog aanwezige elektrische loopbrug (10 ton).
De ruimteverdeling is vertaald in de volumevoering die door de ontwerper in een vrij symmetrisch opgebouwde plattegrond met centrale hal. De centrale hal (met machinezaal) is hoger dan de laterale delen en wordt gekenmerkt door een zadeldak (zink), grote rondbogige bovenlichten met twee verticale stijlen en op de zijkant verticale lichtstraten. Arduinen dekstenen met bovenkrul op de geveltoppen. De laterale delen hebben een zinken schilddak
Bij dit onderstation hoort ook een personeelswoning in een meer traditionalistische stijl.