Inleiding

De meeste van de artikels en inlichtingen komen van de heer M. Labijn uit een artikelreeks in Gentse tydingen

Gent was, en is nog steeds, een stad met veel waterlopen, grachten en kanalen en bijgevolg ook veel bruggen.
Bruggen betekenen veel voor het uitzicht van een stad, maar niet minder voor het leven in die stad. Een waterloop is een grens, een brug brengt de mensen samen en laat verkeer en communicatie toe.
Het aantal bruggen in Gent schommelde meestal rond de 80. Op het panoramisch zicht van 1534 zijn er 23 houten en 43 stenen bruggen te zien exclusief deze van de stadspoorten.
Het plan Goethals, anno 1796, vermeldt 22 houten en 48 stenen bruggen bij naam. Daarbij komen nog 18 bruggen van de stadspoorten en allerlei brugjes zonder naam.
n 1857 schreef Steyaert : "De rivieren en vaarten verdelen de stad in 26 eilandjes, door 88 bruggen verbonden."
Op het kadastraal plan van Gérard (1855-1859) zijn ze allemaal terug te vinden.

Tegenwoordig bezit Gent nog steeds een 80-tal bruggen, deze van de Ringvaart  noch deze van de fusiegemeenten, bijgeteld. De verklaring van dit redelijk constante aantal ligt hierin : in de loop der tijden werden veel waterlopen gedempt, waardoor een 50-tal bruggen verdwenen, maar door de aanleg van nieuwe wegen en het graven van nieuwe kanalen kwamen er bijna evenveel bruggen bij.

Soorten

Er waren steeds vaste en beweegbare bruggen.
De vaste waren in steen gemetseld en hadden dikwijls twee of meer bogen : Muinkbrug, St-Michielsbrug.
De funderingen berustten soms op oude grafstenen afkomstig van kerken : personen van aanzien begroef men in de kerk doch na verloop van tijd moesten de grafstenen plaats maken voor andere, de oudere stenen verkocht men dan. Ook leuningen en hoekstenen waren dikwijls gebruikte stenen afkomstig van gesloopte bouwwerken; dit alles om het dure en vaak soms moeilijke transport te vermijden en alzo de kostprijs der bruggen te drukken.
De meeste vaste bruggen bevonden zich op de loop van de Leie tot 1751, toen men de Coupure gegraven had verving men ze door beweegbare.

In de categorie van de beweegbare waren de wipbruggen de oudste (zie St Baafsbrug) ze werden enkel voor kleine overspanningen gebruikt.
De draaibruggen, eerst in hout en na 1860 meestal met metalen onderstel ontstonden pas na het graven van de Coupure (1751-1753) waardoor steeds maar grotere schepen in Gent konden aanleggen.

In het begin van de 20e eeuw werden terug meer vaste, meestal verhoogde, bruggen gebouwd. Ze werden gemaakt in het nieuwe materiaal van deze tijd : het gewapend beton, enkele tientallen jaren later gevolgd door het voorgespannen beton. Nog later werd er soms ook gewerkt met prefabelementen.

Door het graven van de Ringvaart om Gent, waarover uitsluitend vaste bruggen werden gelegd, verdwenen de meeste draaibruggen of worden niet meer gedraaid. Er resten slechts vier beweegbare bruggen welke nog regelmatig bediend worden : Lousbergbrug, Wondelgembrug, Meulestedebrug en Muidebrug.

Administratieve indeling

De kosten van bouw en onderhoud van al die bruggen waren ten laste van de stad tot in het jaar 1799 (uitgezonderd deze op de Leie). Toen nam de staat de last over van die bruggen welke op grote wegen lagen.
Deze situatie duurde echter niet lang, de staat schoof de last af op de provincie en de rest op de stad. Wel subsidieert de staat de bouw van nieuwe bruggen. Wanneer er grote wegen werden verplaatst, veranderden de bruggen soms van administratie (in 1902 de Nieuwbrug en de Marcellisbrug).

De huidige bruggen worden beheerd door drie verschillende diensten :

          1   De Technische Dienst van Bruggen en Waterlopen: Stadsbruggen.
          2   Het beheer en het bestuur der Bruggen en Wegen, onderverdeeld in
                            A   De dienst Wegen
                            B   De dienst van Bruggen en Waterlopen
De beide laatste diensten beheren de staatsbruggen.

Naamgeving

De namen der bruggen ontstonden op verschillende manieren en veranderden in de loop der tijden menigmaal.
De brug kreeg soms haar naam van een nabijgelegen huis : Appelbrug van het huis "Den gulden appel", het huidig museum voor sierkunst.
De naam van een klooster: Chartreuzenbrug, St-Agnetebrug, Recolettenbrug, Predikherenbrug.
Een beroep of bedrijf uit de omgeving diende ook wel eens als voorbeeld : Huidevetterbrug, Gantoisebrug.
De naam van een bekende persoon : Lousbergsbrug, Guislainbrug, Jan Palfijnbrug, Marcellisbrug.
De naam van een heilige : St-Michiels, St-Antonius, St-Joris.

Bij het verzamelen van foto’s en documentatiemateriaal heb ik onder andere gebruik gemaakt van beeldmateriaal uit de collectie van archief Gent. Via onderstaande link kom je op hun uitgebreide site:

https://beeldbank.stad.gent/

Voor de beschrijving van huizen en straten verwijs ik naar
https://beeldbank.onroerenderfgoed.be/images?text=gent

https://ghendtschetydinghen.be/